De
Parade moet de plaats in Den Bosch
zijn waar in de loop der tijden het
aanschijn der aarde het meest
veranderd is. Oorspronkelijk
behoorde het terrein tot het perceel
'De Pepers' waarover in het artikel
over de Peperstraat geschreven werd.
De 16de eeuwse geschiedschrijver
Molius zegt dat er een heuvel
geweest is waar recht gesproken werd
voor niet-poirters en waar ook de
galg stond.
|
Later werd hier het Groot Begijnhof
opgericht. Blijkens de oudste
oorkonde (6 juli 1274) stond het er
in dat jaar al misschien zelfs nog
vroeger. De begijnen waren een
afscheiding van de Zusters van
Orthen. Het begijnhof werd zeer
groot. Het besloeg de gehele
oppervlakte der latere Parade en ook
het terrein waar later de omliggende
straten huizen en het Casino zouden
komen. De begijntjes hadden hun
eigen kapel of kerk, die was
toegewijd aan de H. Nicolaas. Over
de plaats van die kerk zijn de
meningen verdeeld. Men zegt dat zij
aan de kant van de Peperstraat
gestaan heeft maar Mosmans plaatst
haar aan de hand van gevonden
muurresten daar waar later de Duhamelstraat zou komen. Hij spreekt
over een driebeukige kerk het is
mogelijk dat ooit nog een grotere
kerk gebouwd werd. De begijnen
hadden hun eigen pastoor. Het hof
was omheind. Later spreekt men van
een hoge ommuring met een hoofdpoort
daarin bij de St. Jan en een kleine
poort aan de zijde der Peperstraat.
Er is een tijd geweest dat er 300
begijnen woonden. Zij droegen
volgens voorschrift 'een gecnoepten
onderrock' met daaroverheen 'een
gewaet van den hoefden totten voeten swart, wit of grauw'. Andere
kleuren waren niet toegestaan. De
begijnen baden veel en verdienden
hun 40 kost met weven. De bomen op
de Parade werden uit
hun inkomsten betaald. Na de val van
Den Bosch in
|
1629
leidde het begijnhof een kwijnend
bestaan en in 1675 stierf de laatste
begijn. Na veel geharrewar tussen de
Staten en het Stadsbestuur werden op
een gedeelte van het terrein twee
grote militaire stallen gebouwd voor
de ruiterij. De Cavaleriestraat
herinnert er nog aan. Na opruiming
van de in puin liggende resten van
het begijnhof liet de stad in 1749
de Paradeplaats aanleggen, Eén huis
bleef er over: dat van de pastoor
van het begijnhof. Het stond op de
hoek tegenover het tegenwoordige
café 'het Pumpke'. Later werd het
als pastorie voor de St. Jan
gebruikt. Toen in 1856 de nieuwe
pastorie voorde kathedraal gebouwd
werd is ook dit huis gesloopt.
Eén ding herinnert nog aan de
begijnen een grafzerk afkomstig
uit hun kerk. 'IJken Goeyaert
Haubrakensdochter, Baghijn die sterf
Ao 1519 di Sodachs na blok.
Paesschen' is er op g eiteld. Als er
geen auto op staat kan men hem in
het midden van de Parade zien
liggen. Intussen is er hoop dat dit
voorname plein zijn huidige functie
van parkeerplaats zal gaan verliezen
en dat het aanschijn der aarde hier
in gunstige zin zal gaan veranderen.