Zuiderportaal 42. Zwikreliėf
Johannes in de kokende olie
Rechts staat de onbebaarde Johannes met lang krullend haar en
gekruiste armen voor de borst in een grote ketel waaronder vuur
wordt gestookt. Voor de ketel staat het symbool van Johannes, de
adelaar, op een tekstband. Links is een mannetje uitgebeeld, de
beul, die met de ene hand een lepel hanteert waarmee hij kokende
olie over Johannes giet. In de andere hand heeft hij een lange
schop, waarmee hij het hout onder de ketel opstookt. Het mannetje is
bijzonder gedetailleerd weergegeven, met een dikke, tussen de knopen
door uitpuilende buik en een muts. Het fijne beeldhouwwerk is sterk
aangetast door verwering. Smits schrijft in 1907: 'Deze groep stelt
de marteling van Sint-Jan voor in de kokende olie. Bij het vuur,
door een liggend beul met eene rakel aangewakkerd, staat het
attribuut van den Evangelist'. Dit wordt nog verder uitgewerkt door
Jan Mosmans: 'Sint Jan wordt gemarteld in de kokende olie. De
luiliggende beul hanteert een tweetand om er de takkenbossen mee in
't fornuis te steken, terwijl hij een grooten potlepel - waarmee de
olie bijgegoten of opgeroerd kan worden - baldadig tegen Johannes'
lokkig hoofd duwt'. Het thema van Sint Jan in de kokende olie komt
veelvuldig voor in de laatmiddeleeuwse westerse kunst.
Johannes de Doper, twee bazuinblazende engelen
In het zwikreliėf onder de boog is een knielende, oudere (?) man
uitgebeeld, kalend en met een baard, de handen eerbiedig gevouwen
alsof hij aan het bidden is. De man is gekleed in een van een
dierenvacht gemaakt kleed. De kop, de poten en de staart, hangende
aan de mantel, zijn duidelijk zichtbaar. Boven de man kringelt een
banderol. In de twee toten eronder zijn fijn gedetailleerde
bazuinblazende engelen uitgebeeld. Het reliëf is enigszins aangetast
door verwering. Jan Mosmans schrijft in 1931: 'Een waardige oude man
met samengevouwen handen, smekend opziende. Een tweetal gespleten
hoefjes zijn aan de omslaande zoomen van zijn gewaad, vóór de borst,
zichtbaar; een ontvleesde schapen- of ramskop puilt zijn kleed vóór
de knieėn uit, terwijl de slip van zijn mantel in een vlossig
staartje eindigt. Blijkbaar duidt alles van deze drapeering, op een
met beestenvacht gevoerd of gezoomd harig boetekleed. Ook deze
persoon spreekt, aangezien een spreuklint nabij zijn baard
ontkrult'. Waar Smits de figuur nog verklaart als ‘de goede
moordenaar’, ziet Mosmans er al Johannes de doper in (zie P20).
Waarom Johannes de Doper hier zou zijn uitgebeeld is onduidelijk.
Gevleugelde leeuw
Onder de middelste toot hangt het authentieke beeldhouwwerk van een
gevleugelde leeuw. Om het lijf is een banderol geslagen. De
gevleugelde leeuw is het symbool van de evangelist Marcus. Het
beeldje is goed herkenbaar op de tekening van de gebroeders Donkers
(1855). |