Zuiderportaal 46. Zwikreliëf

        

        

Adelaar, monster, eenhoorn
In het middelste reliëf is de adelaar, als symbool van de evangelist Johannes, weergegeven met opengesperde vleugels en in de snavel aan een koord de pennenkoker en de inktpot. In de toten eronder is links een eenhoorn uitgebeeld en rechts een hondachtig monster. Xavier Smits beschrijft het in 1907 zo: 'In het middenborduursel spreidt de adelaar zijne Koninklijke vlucht en staart op de zinnebeeldige groepen ter zijden als pendanten aangebracht. In den snavel voert hij den inktkoker, het teeken zijner roeping, om den Evangelist ter zijde te staan bij het schrijven zijner profetie'. Mosmans ziet hier 'de wiekende adelaar, is hier de gewone personificatie van den tot onbestijgbare hoogten opgestegen evangelieschrijver'.

     

Wildeman
Onder de middelste toot hangt een wildeman met een lange baard, de handen op merkwaardige wijze in de nek gevouwen. Het onderdeel is sterk aangetast door erosie.