Zuiderportaal 49. Zwikreliëf

        

        

Twee geharnaste ruiters
In het rechter zwikreliëf is een scene uit Johannes’ Apocalyps weergegeven. Twee geharnaste figuren te paard gaan elkaar te lijf. De linker ruiter met open vizier, de rechter gesloten. Zij bevechten elkaar niet met zwaarden maar met een soort knotsen. De linker ruiter heeft een rond schild; de rechter ruiter heeft een schild in de vorm van een distelachtig blad. Achter de ruiters is een boom weergegeven. Volgens Smits gaat 'hier het visioen uit het boek der Openbaringen in vervulling. Met gevierde teugel stormen twee ruiters op elkander aan. Zij verbeelden de oorlogen, die het einde der wereld voorafgaan. De ridder ter rechter is een Christen, die ter linker een Turk, het symbool van den bozen vijand in de Middeleeuwen'. Ook Jan Mosmans ziet hier de Apocalypsscene: 'De strijd der laatste werelddagen, door den heiligen Evangelist voorzien, wordt hier, naar middeleeuwse opvatting, uitgebeeld door duellerende ruiters: een gehelmde Christenridder en een getulbanden Saraceen. De (linde?-)boom op den achtergrond kan een aanspeling zijn op den naam der stad'.

     

Dubbellijvig monster, twee kleine monsters
In het linker zwik is een dubbellijvig monster zichtbaar (twee lijven met één kop) met daaronder in de tootzwikken twee kleinere monsters, waarvan de onderste met lange oren sterk doet denken aan de vormgeving van de monsters aan de interieurzijde van de transeptgevel. Het grote monster wordt door Smits beschreven als; 'een grimmig monster. Het dubbele gewrongen lijf verenigt zich in één kop met lange puntooren. 't Is de bekende voorstelling van den Antichrist, die bij den strijd der laatste werelddagen behoort'. Hij vervolgt over de kleine monsters: 'In de laatste hoekjes die beneden den Antichrist zijn uitgehouwen, gluipen twee monsters met gewrongen leden voort. Zij vormen den naïven hofstoet van den valschen Profeet'. Jan Mosmans volgt deze toeschrijving: 'Omtrent dezen redent verschillen Hezenmans en Dr Smits weinig of niet van opinie. Hier is uitgebeeld het grimmig monster der uiterste toekomst, de Antichrist. Het dubbele lijf verenigt zich in één kop met lange puntooren. Ondanks het feit, dat de leeuwenkop hier niet bijzonder karakteristiek is, mag men er toch het beest der Openbaring in zien, dat op een panter gelijkt, beerenpooten heeft en den muil draagt van een leeuw'. En over de kleine reliëfs in de toten vervolgt hij: 'Terzijde bevinden zich vier bazuinblazende engelen, die de doden ten Oordeel dagen'. Ook dit zwik heeft dus alles van doen met de door Johannes opgetekende Apocalyps.

     

Twee vechtende monsters
Onder aan de rechter toot hangen twee in elkaar gestrengelde, vechtende (?) monsters. Het voorste monster heeft zijn klauwen in de nek van het achterste, gehoornde monster gezet. Het is geen kopie maar een authentiek onderdeel dat ook op de tekening van de gebroeders Donkers goed herkenbaar is. Terwijl Mosmans meent dat hier het evangelistenembleem de os is uitgebeeld, ziet Smits er een 'afzichtelijk monster' in. Hij schrijft: 'Ook de Antichrist heeft zijn attribuut. Dragen de voorgenoemde Gods- herauten hun verkoren kenteeken, ook de Antichrist voert een symbool met zich. Beneden zijne beeltenis rolt zich een grillig, afzichtelijk monster ineen, dat zeer wel gelijkt op den basilisk, het attribuut van den demon'