Ridderstraat

  

Dit smalle oorspronkelijk doodlopende straatje was niet openbaar. Het gaf toegang tot meerdere particuliere erven zou haar naam ontleend hebben aan het huis nummer 13/15 'Inden Ridder (Sint Joris)'. Een meer voor de hand liggende verklaring voor de naamgeving is de aanwezigheid van het erfgoed van ridder Arnold Rover. Hij bezat in de 14de eeuw een groot perceel dat tot de stadsmuur doorliep en waarop een stenen huis stond. In die tijd had het smalle straatje nog geen naam. Het werd omschreven als 'een straat die loopt van de Markt tot aan een straatje dat loopt van de Colperstraat tot de Amfortsbrugge'. Pas in het cijnsboek van 1520 wordt de naam Ridderstraat gebezigd. Het straatje loopt van de Markt tot de eerste stadsmuur over privé grondgebied. Na het buiten gebruik raken van de verdedigingsmuur in het midden van de 14de eeuw is het straatje doorgetrokken tot Achter het Stadhuis waardoor het een openbare straat werd waaraan huizen gebouwd werden. Door de beperkte breedte zullen de huizen niet groot geweest zijn. Op het schilderij van het Schermersoproer staan lage panden evenwijdig aan de straat aangegeven. Waarschijnlijk waren het kameren. Ook het grote hoekpand 'De Groenenborch' met zijn achtervleugel aan de Ridderstraat zal toen gebouwd zijn. In de 17de eeuw is het gedeelte van de Ridderstraat bij de Markt verbreed.

      

Op de aangrenzende percelen wordt geen hertogcijns geheven. Ook zijn er geen zettingen uit het begin van de 16de eeuw bekend. De zettingen 

uit het midden van de eeuw zijn niet met zekerheid te lokaliseren. Ze worden in de hierna volgende beschrijvingen op volgorde van notatie bij de bijbehorende panden ingedeeld. Het gedeelte aan de buitenzijde van de stadsmuur is in de 14de eeuw al breder aangelegd. Hiervoor is de stadsgracht ter plekke gedempt. Er is volgens de cijnsboeken een groot perceel van 55 voet (= 15,82 m) breedte aangelegd. Deze maat is echter minder dan de afstand van de stadsmuur tot aan de hoek van Achter het Stadhuis. Mogelijk werd een strook grond aan de voet van de stadsmuur,ter breedte van circa 3 m, oorspronkelijk niet aan particulieren overgedragen. Het perceel lag 'tegen die Diese' waarmee het nu nog aanwezige gedeelte ter plaatse van het terrein van het stadhuis bedoeld zal zijn. Op dit 55 voet brede perceel waarvoor de particulieren Peter Pels en na hem Aart de zoon van Jan Claess de hertogcijns moeten betalen zijn de volgende drie huizen gebouwd ‘Den Ancker’ ’De Graaf van Altona’ ’De Witte Leers’.

       

Het poortje uit de Ridderstraat, zoals het nu in de Bethaniëstraat bij het Oude Sint Jacobskerk

              

Reeds in 1540 vindt men 'Dat Ridderstraetken' vermeld. Wij mogen aannemen dat het zijn naam dankte aan het huis dat nu no. 15 draagt en al in 1564 'De Ridder Sint Joris' heette. Dit was ook te zien aan het uithangbord dat het huis ooit gesierd heeft en dat de ridder toonde. Het mooie poortje dat nu bij het Noord-Brabants Museum aan de Bethaniëstraat tegen de muur gemetseld is hoort eigenlijk in de Ridderstraat thuis. Daar komt het namelijk vandaan. Eens was het in laatstgenoemde straat de fraaie achteruitgang van het pand no. 5 aan de Markt 'Het Vosken' genaamd zie de gevelsteen.

    

EersteVorige2356VolgendeLaatste