Stadswandeling

 Geschiedenis

 Binnendieze

 Sint-Janskathedraal

  Geschiedenis

  Het Interieur

  Het Exterieur

  De Kapellen

  De Ramen

  De Stille Omgang

  De Kerststal

  Diocesaan geloofsfeest

 's-Hertogenbosch

 Vestingstad in het groen

 Bossche wijken

 Oeteldonk

 Evenementen

 

Sint-Janskathedraal

De geschiedenis van de Sint-Janskathedraal

       

In de zomer van 1566 arriveerde de eerste calvinistische predikant, Cornelis Walraven uit Diest, naar de omgeving van Den Bosch. Het duurde niet lang of hij werd door medestanders en gewapende handlangers de stad binnengebracht. De hervormden begonnen kerkgebouwen op te eisen om er hun godsdienstoefeningen te kunnen houden. Het stadsbestuur wilde de rust in de stad handhaven en greep niet in. Daardoor werd het vuur van de reformatie alleen maar aangewakkerd. Op 22 augustus drong tegen het einde van de middag een grote menigte de Sint-Jan binnen, psalmen zingend 'in duytscher tale'. Daarna begon de Beeldenstorm, een langdurige en grootscheepse vernieling van altaren, beelden, meubels, boeken en misgewaden. De vernielingen hielden drie dagen lang aan. In oktober volgde een tweede Beeldenstorm.  Ook de kapel van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, die in augustus nog grotendeels gespaard was gebleven, wordt dan grondig vernield. Dankzij de steun van de regering in Brussel konden de katholieken hun positie in de stad geleidelijk aan weer versterken eind 1566 kon weer gepreekt worden door de katholieke geestelijkheid. In april 1567 verlieten de hervormden massaal de stad zij hadden het pleit verloren acht maanden na hun gewelddadig optreden in de Sint-Jan.

Op 22 augustus 1566 breekt in 's-Hertogenbosch de beeldenstorm uit. De Sint-Jan als belangrijkste kerk wordt daarbij ernstig beschadigd. (stadsarchief)

    

In 1569 maken het stadsbestuur en het kapittel van de Sint-Jan een verdeling van de stad in vier parochies. In de regeling wordt vastgelegd dat de kapel van Sint-Jacob en de kapel van Sint-Pieter tot parochiekerk worden verheven. De kloosterkerk van de Kruisheren wordt parochiekerk van Sint-Catherina. Bisschop Sonnius keurt de parochieverdeling goed. De Sint-Jan moet delen van haar territorium afstaan, maar blijft zelf wel als parochiekerk bestaan. Met nadruk werd door het stadsbestuur gesteld, dat ook de gedoopte in de drie andere parochiekerken dezelfde privileges zouden bezitten.

    

Een door Hans van de Ven geschilderde voorstelling van de torenbrand, die in de avond van 25 juli 1584 de Sint Jan teisterdew. (stadsarchief)

     

De bouw van de houten middentoren begon in 1523 en duurde zes jaar. Het was een enorm gevaarte dat van de grond af gemeten 85 meter hoog was. De toren was geheel in hout uitgevoerd om te voorkomen dat de vieringpijlers in de kerk onder het gewicht van de toren zouden bezwijken. Op de spits stond een koperen beeld van Sint-Jan. Een dergelijk geheel was natuurlijk zeer brandgevaarlijk en gevoelig voor blikseminslag. Op 25 juli 1584 ’s avonds om 11 uur sloeg tijdens een hevig noodweer de bliksem in. Het was de dag dat er in de Sint-Jan overdag het ‘Te Deum Laudamus’ was gezongen wegens het vermoorden van Willem van Oranje. In korte tijd was de middentoren een brandende fakkel, een vonkenregen daalde neer op de daken en zette deze bijna allemaal in lichterlaaie. Het vuur bereikte ook de westtoren en de beiaard en de luidklokken stortten smeltend neer. Ook het grote orgel dat tegen de oostelijke muur van de toren stond opgesteld, werd volledig vernield. Uiteindelijk stortte het restant van de middentoren brandend neer op het zuidertransept, waarbij hij de kap en een deel van de gewelven meesleurde in zijn val. De ravage was onbeschrijflijk. Het zou tientallen jaren en grote sommen geld vergen om de schade te herstellen.

    

Pas in 1594, 10 jaar na de brand, werd aan het herstel van de daken de laatste hand gelegd. Vanaf 1610 werden voor de kerk een aantal nieuwe kunstwerken vervaardigd ter vervanging van wat verloren ging, maar ook als uitdrukking van het triomfantelijke zelfvertrouwen van de contrareformatie. In 1610 werd aan Coenraed van Norenborch opdracht gegeven tot de vervaardiging van een nieuw oksaal en tussen 1617 en 1620 vervaardigde de Antwerpse kunstenaar Hans van Mildert een nieuwe hoofdaltaar voor de kerk. Deze schitterende renaissancekunstwerken overleefden de protestantse periode maar gingen in de negentiende eeuw alsnog voor de Sint-Jan verloren. Wel behouden bleef het derde grote kunstwerk uit deze periode het monumentale orgel tegen de westtoren. Vóór de brand bezat de Sint-Jan drie orgels van bijzondere kwaliteit die vervaardigd waren door leden van het beroemde Bossche orgelbouwergeslacht Niehoff alleen het kleine orgel van de Lieve Vrouwe Broederschap overleefde de ramp. Pas in 1617 konden de kerkmeesters gaan denken aan de bouw van een nieuw groot orgel tegen de westtoren. Het nieuwe orgel kreeg een monumentale orgelkast en koorgalerij naar ontwerp van de Bossche schrijnwerker Francois Symons. De grote kast werd daarna door de uit Tyrol afkomstige beeldsnijder Georg Schysler voorzien van prachtig beeldhouwwerk in renaissancestijl. In nauwelijks twee jaar tijd maakten de beide kunstenaars een orgelfront dat gerekend mag worden tot een van de mooiste ter wereld in 1622 werd het speelwerk van het orgel geplaatst door de in Keulen werkzame Florens Hoque.

     

Grote orgel aan de westtoren van de Sint-Jan

         

Het beleg van Den Bosch was begonnen op 30 april 1629 de belegering en de verovering van de stad door de troepen van de Republiek der Verenigde Nederlanden onder leiding van Frederik Hendrik de Prins van Oranje werd de stad en de omgeving losgeweekt van het oude hertogdom Brabant. Na een beleg dat ongeveer vier en een halve maand duurt trekt Frederik Hendrik op 17 september met zijn troepen de stad in. Twee dagen later vindt de eerste hervormde dienst plaats in de Sint-Jan in aanwezigheid van Frederik Hendrik en diens vrouw Amalia van Solms. Het is het begin van een groot keerpunt in de geschiedenis van de stad en de kathedraal. Anderhalve eeuw werd de Bosschenaren het recht op zelfbestuur en op vertegenwoordiging in de Staten Generaal ontzegd. Van enige vrije uitoefening van het katholieke geloof kon in 1629 geen sprake meer zijn alle mannelijke geestelijken moesten binnen twee maanden de stad verlaten. De kerkelijke goederen vervielen aan de Staten

Generaal met uitzondering van de kerkelijke ornamenten die de uitgewezen geestelijkheid mocht meenemen. Van 1629 tot 1813 dient de Sint-Jan als

Het oxaal werd gebouwd in 1610 naar ontwerp van Coenraat van Norenborgh. In 1866 werd het afgebroken en verdween het uit de Sint-Jan. Het bevindt zich thans in het Victoria and Albert museum in Londen.

gebedshuis voor de Nederduits Gereformeerde gemeente. Ongeveer een vijfde deel van de Bossche bevolking was protestants in deze periode de rest bleef katholiek en waren in deze tijd voor de uitoefening van hun godsdienst aangewezen op schuilkerken.

    

Na de capitulatie van Den Bosch op 14 december 1629 bleef de Bossche Broederschap bestaan ze werd niet opgeheven. In 1641 verzochten de gouverneur van Den Bosch Wolfert van Brederode en enkele anderen die behoorden tot de nieuwe protestantse bovenlaag om lid te worden van de Bossche Lieve Vrouwe Broederschap. Voor die tijd was dat een zeer ongebruikelijke stap want zo zouden katholieken en protestanten lid zijn van één vereniging. Binnen de broederschap ontstond een heftige discussie en er moest gestemd worden met 28 tegen 23 stemmen werd besloten protestanten toe te laten en er kwamen nieuwe statuten. Daarin werd als reden voor de openstelling van de Broederschap voor protestanten opgegeven dat het ongewenst was dat katholieke en protestantse notabelen zo vijandig tegenover elkaar stonden. Organisatorisch veranderde er ook het een en ander de buitenleden werden afgeschaft en er zouden voortaan 18 katholieke en 18 protestantse leden zijn. Een groep orthodoxe predikanten waaronder dominee Voetius was furieus over de omzetting van de Broederschap en dat zorgde voor heftige polemieken waar velen in betrokken werden. Uiteindelijk maakte de Staten van Hollend in 1646 een einde aan het gekrakeel de statuten van de Bossche

Broederschap bleven zoals ze in 1642 waren opgesteld getuigend van een oecumenisch denken dat zijn tijd ver vooruit was. In 1818 nodigde men de prins van Oranje de latere koning Willem II uit om Zwanenbroeder te worden. Sindsdien zijn vele leden van het Koninklijk Huis lid van de Broederschap hiermee werd in zekere zin de oude draad weer opgenomen ofschoon voor 1600 steeds aan personen van niet-Koninklijke bloede het Zwanenbroederschap werd aangeboden als zij maar bereid waren jaarlijks een zwaan aan de Broederschap ten geschenke te geven.

home

Vorige13Volgende

Website informatieGastenboek

Foto's copyright © bij groetenuitdenbosch.nl