De
Bossche Markt is, zoals uit de
resultaten van opgravingen in
1977-1978 naar voren is gekomen in
de loop der tijden nogal eens van
aanschijn veranderd. De oudste
berichten dateren uit het
ijstijdvak. Toen liepen hier en in
de wijde omgeving beesten rond die
sindsdien merendeels zijn
uitgestorven. Dat waren om de voornaamste te noemen de wolharige neushoorn
de mammoet het wilde paard het reuzenhert ook het edelhert en het wilde
zwijn. Toen er op de Markt een Romeinse nederzetting kwam waren die dieren
reeds lang verdwenen. In de derde eeuw na Christus zijn de Romeinen weer
vertrokken en toen is het grote bos ontstaan waaraan onze stad mede haar
naam dankt. Dat woud is er ongeveer 1000 jaar lang geweest in de tweede
helft van de 12de eeuw werd het gedeeltelijk gerooid. Het is hertog Hendrik
I geweest die een begin maakte met het bebouwen van de Markt. Hij liet op de
Pensmarkt zijn kasteel bouwen. In tegenstelling tot de zuidoostzijde van de
Markt waar het laag en moerassig was (er liep ook nog een stroompje) was de
noordzijde hoger gelegen daar was een zandrug. En ongeveer tegelijk met zijn
kasteel liet Hendrik op deze plaats twee 'kasteeltjes' bouwen en wel 'uyt de ghemeyne
middelen' voor zijn vrienden
Beckerlijn en Coppetijn. De eerste
kreeg 'De Moriaan' en de tweede 'De
Roodenburg'. Ze stonden elk op een
hoek van de latere Marktstraat. Er
werd meer gebouwd eerst aan de
noordzijde, later ook op andere
plaatsen. Men mocht daarvoor hout
uit de bossen van de hertog kappen.
Het waren een soort boeren huizen
van hout en leem met daken van stro.
Zij waren niet aaneen
gebouwd tussen die huizen in
|
|
liepen smalle gangetjes van 1 tot 3
voet
breed, men noemde die soeijen of
wengen. Zij dienden voor waterafvoer
de riolering was nog onbekend. En
die huisjes uit de 12de tot en met
de 14de
eeuw waren laag gelegen wij wonen nu
twee à drie meter hoger dan de
mensen uit die tijd. Dat komt omdat
de stad vroeger tot in de vorige
eeuw toe vooral in de winter,
regelmatig onder water liep; men
ging straten en pleinen toen
ophogen. Dat is veel gebeurd,
herhaaldelijk komt men in de
geschiedenis het bericht tegen dat
de straten verhoogt werden. En
daarom leven wij nu 'zo hoog
gezeten' om met Vondel te spreken.
Intussen was met de wegen die er
heen voerden, langzamerhand de Markt
ontstaan die op het einde van de
14de eeuw haar tegenwoordige vorm
kreeg. De boeren uit de Meijerij
begonnen met hun producten naar de
stad te komen, waar op den duur
ieder zijn eigen 'wijk' op de markt
kreeg. Bleef aanvoer en verkoop
oorspronkelijk tot levensmiddelen
beperkt later zou er van alles bij
komen kramerijen,
aardewerk, potten en pannen en sinds
1464 toen het Lakenhal definitief
Vleeshuis werd ook manufacturen. De markt
zij
bleef verkoopplaats tot op den
huidige dag.
'Deze oude Stadt heeft oock een seer
groot ende schoon Mercktpleyn ende
is wel een van de grootste
Mercktvelden van geheel Nederland'.
Zo zegt het vol enthousiasme Jacob
van Oudenhoven in 1670. En hij had
gelijk. Men deed toen ook al
enigszins aan stadsverfraaiing.
Reeds in de 17de eeuw keek de veel
reizende Balthazar Moretus met veel
genoegen naar het ruiterspel boven
in de stadhuisgevel. Al eerder had
men de vier kanonnetjes die nu in de
hal staan een plaatsje buiten vóór
het stadhuis gegeven. Er stond nog
iets voor het stadhuis iets dat men
niet zou
Verwachten in een tijd dat
nog slechts weinigen konden lezen
sinds 1514 stond er het boeken- en
prenten stalletje van Adriaen
Roeloffs. Ongeveer midden op de
Markt bevond zich sedert onheuglijke
tijden een stenen put. Het water
werd er uit opgehaald met emmers die
aan een ketting hingen. Die put werd
later vervangen door een houten pomp
waarop een lantaarn was geplaatst.
Toen die pomp in 1761 zowat vergaan
bleek te zijn kwam er op verzoek
der Blokmeesters (die in hoofdzaak
waren belast met armenzorg en
brandweer) een stenen pomp voor in
de plaats. Men zette er vier
eveneens stenen palen omheen. Zij
werd vooral toen smid Venrooij haar
ook nog had voorzien van ijzeren
smeedwerk
|
waaraan een lantaarn was
opgehangen een 'cieraat der stadt'
genoemd. Het 'cieraat' moest nadien
in de 19de eeuw worden afgebroken.
De grote stenen lantaarnpaal die
later op zijn beurt weer plaats zou
moeten maken voor het beeld van
Jeroen Bosch kwam er voor in de
plaats. Er moeten ook bomen op de
Markt gestaan hebben en wel aan de
noordzijde dat is te zien op een
tekening uit 1855. In de buurt van
de put stond ook de schandpaal
waaraan misdadigers met een beugel
werden vastgemaakt. En boven op die
paal stond zowaar een Lieve Vrouwebeeldje.
In 1618 bleek alles in zo'n slechte staat te verkeren, dat het moest worden
opgeruimd. Een nieuw kapelletje staande op een sierlijke
stenen pilaar kwam er voor in de
plaats. De Bosschenaars hebben er
niet lang plezier van gehad want na
de val van de stad in 1629 moest het
Moeder Godsbeeld verdwijnen de
nieuwe heersers stonden deze
'superstitie' niet toe. In 1618 had
men een draaikooi op de Markt
geplaatst. Die was bestemd voor
het tentoonstellen van
'ghemeyne vrouwlieden en hoeren' als
straf voor 'vechterijen, vuyl en
profaen spreken en schelden waarvoor
men dezelve niet wel aan den lijve
konden straffen'. En die er in kwamen
waren nog niet gelukkig men mocht
ze uitschelden, sarren en bekogelen
met allerhande vuil. Wat gaf het
vond men het was toch allemaal maar
kwaaie volk dat nergens voor deugde! |
Het gerecht, dat in het vorige
artikel reeds enigszins ter sprake
kwam had in die oude tijden een
nogal royale hand van straffen. Bij
veroordeling van zware vergrijpen
werd vóór het stadhuis het schavot
opgesteld. Wanneer het
terechtstellingen van
niet-militairen betrof, stonden de
Hoog- en Laagschout met twee
schepenen op de pui van het stadhuis
om er op toe te zien dat het
gruwelijk vonnis werd voltrokken.
Wij zullen u niet vermoeien met een
opsomming van griezeligheden. Enkele
gevallen zijn echter de moeite van
het vertellen waard. In 1536 'Opten
lesten dach in Februario opten
Vastenavond is vrou Elen van den
Vughterdijk op die kake gestaan'.
Zij had brandbrieven op bepaalde
adressen bezorgd in opdracht van
Goyart Joosten die daarvoor 'corts
gericht ende in eene mand int water
geworpen is'. Zij bracht het er dus
beter af dan haar opdrachtgever
Goyart. In 1643 zeven te Helvoirt
gevangen 'blote boeven' beklommen de
galg. Eén van hen echter werd 'van
eene maget verbeden die hem trouwde
terstond'. Dat was dan een
huwelijksaanzoek op leven en dood,
dan kwam de veroordeelde vrij als
hij het jawoord gaf dat was ook een
oud recht. Een bijzonder geval was
ook dat van Nèel Symons. Zij werd in
1569 tot 'openbare geesselinghe
gecondemneerd' omdat zij gezegd had
dat ze niets minder was dan de
hertogin van Parma. Zo'n uitlating
was in die tijd al te democratisch,
het was zonder meer een belediging
en de vrouw werd daarvoor dus
gestraft. Zij hield er nog iets aan
over: haar hele verdere leven werd
zij niet anders meer genoemd dan 'de
hertogin van Parma'. Er zijn vóór
het stadhuis ook ketters verbrand
en vooral in de 16e eeuw toen er
een hevige vervolging van die
beklagenswaardige vrouwen heerste
ook heksen. In het huis 'De Pastey'
op de Pensmarkt woonde een bakker
die bekend was om de heerlijke
pasteitjes die hij maakte. Zijn zaak
was druk beklant. Men probeerde
achter zijn geheim recept te komen
en toen dat eindelijk iemand gelukt
was bleek dat de lekkernij gebakken
werd in het vet van verbrande
heksen. Het is niet bekend of des
bakkers klantenkring nadien groter
is geworden. De laatste
terechtstelling op de Markt had
plaats op een dag in 1853. Toen
werden twee misdadigers vader en
zoon afkomstig uit het Rucphens
Heike om 12 uur opgehangen. De
Markt zag zwart van de mensen
overal stond men ook aan de ramen
zelfs de zolders stonden vol
nieuwsgierigen men had de dakpannen
zolang weggenomen. Een priester
stond met het crucifix bij de galg
en bij de eerste slag van twaalf
trok men het trapje onder de voeten
der veroordeelden weg. Op de hoek
van de Ridderstraat stond wat
achteraf en eenzaam een vrouw toe
te zien. Het was de echtgenote' en
moeder der gestraften....
Er was toch ook wel dikwijls wat
vrolijker te zien op de Markt. Als
het kermis was bijvoorbeeld, dan
trok in oude tijden in grote statie
de Plechtige Omgang. Feest was het
ook als één onzer vier
Rederijkerskamers
(toneelverenigingen) zegevierend van
een concours terugkeerde. Er waren
wagenspelen op de Markt. Dan werden
op wagens soms drie dagen achtereen
'abele spelen' of religieuze
legenden ten beste gegeven. Er was
ook wel eens vuurwerk dat toen
bestond uit het branden van
pektonnen vóór het stadhuis bij
feestelijke gelegenheden zoals in
1661 bij de geboorte van de Dauphin
van Frankrijk. Toen werden ook alle
klokken 'tot oorverdovends toe'
geluid. Op de Markt werden ook
dikwijls
hanengevechten
gehouden zoals bij de verzoening van
's hertogs vrienden Beckerlijn en
Coppetijn, wier befaamde ruzie Den
Bosch in twee partijen had verdeeld
met stevige gevechten tot gevolg.
Men greep toen nogal gauw naar het
zwaard zoals op 1 juli 1579 toen
het gevecht met het protestantse
Schermersgilde plaatsvond en men
elkaar uit naam van Christus maar
weer eens doodschoot. Er waren ook
gevallen die zonder bloedvergieten
afliepen. Dat was in 1557 toen de
hertog van Brunswijk met 1700 'swarte
ruyters die allen lelijke boeven
waren' binnen de stad kwam. Ze
werden bij de burgers ingekwartierd.
Toen ze tenslotte weer zouden gaan
vertrekken kwam men aan de weet dat
men weg wilde zonder te betalen. Men
heeft toen ijlings de stadspoorten
gesloten en de burgers bewapend
niemand kwam de stad uit voor hij
het logies voor zichzelf en zijn
paard betaald had. Overigens heeft
Den Bosch nooit te klagen gehad
over) gebrek aan visite. Maria van
Bourgondiër werd hier als hertogin van
Brabant ingehuldigd. In 1481
arriveerde keizer Maximiliaan van
Oostenrijk bij gelegenheid van het
14de kapittel van het Gulden Vlies.
Tijdens deze langdurige feesten werd
de driejarige hertog Philips in de St. Jan tot ridder geslagen. Karel V
bezocht de stad met een groot
gevolg. Die liet vanaf de pui van
het stadhuis geld strooien onder het
volk, dat zich duwend en vechtend
van deze bijslag meester maakte. In
1568 kon men de hertog van Alva
enige tijd dagelijks op de Markt
zien. We kregen Pichegru te zien met
zijn revolutiesoldaten dat was in
1794. En in 1810 kwam Napoleon
later ook de koning van Holland
Lodewijk Napoleon die hier meer
gezien was dan zijn grote broer.
De tijd ging langzaam verder veel
verdween andere zaken kwamen er voor
in de plaats. De Gilden en
Schutterijen bestaan reeds lang niet
meer zij lieten zich vroeger ook
veel op de Markt zien. Na de komst
van de spoorwegen reden er geen
romantische voertuigen meer over de
Markt zoals met 2, 4 of 6 paarden
bespannen diligences of
reiskarossen. Men legde de rails
voor de paardentram ook die hield
later op te bestaan. De oorlog
1940-1945 kwam en evenals die oude
Bosschenaren kregen ook wij vreemde
troepen te zien. Deze verschrikking
liet zijn sporen na ook de Markt
heeft nog lang haar littekens
gedragen. Wij in onze tijd zien dat
evenals vroeger de Markt nog altijd
gonst van de activiteiten al zijn
die dan behalve Kermis en Carnaval
dikwijls van andere aard dan
voorheen. Ook wij hebben onze Markt
van aanschijn zien veranderen. Er
kwam een nieuwe bestrating het
Puthuis werd weer opgetrokken en hoe
aardig doet het niet aan! De
caféterrassen veranderden voor het
grootste deel van plaats.
Overigens zouden wij de
|
|
drukke vrolijke
woensdag- en zaterdag markten
bestrooid door de confetti der
carillon muziek vanuit de
stadhuistoren niet gaarne willen
missen. Het is alleen jammer dat de
Zwarte Arend niet meer vanuit den
hoge op ons neerziet en dat wij van
onze kant nog altijd moeten opkijken
tegen die vloekende achtergevel van
het voormalige C&A gebouw terwijl
hier de grootste blikvanger toch
gemakkelijk met een kwastje
verf zou kunnen worden weggewerkt.
Verder doet het opschrift
'Marktveld' op de hier en daar
geplaatste bordjes wat landelijk
aan de officiële naam is trouwens
'Markt' zonder meer. Maar overigens
mag onze Markt er zijn. Als straks
de juiste lantaarnpalen geplaatst en
de bovengenoemde euvels opgeheven
zouden zijn dan zal de Markt om
nogmaals met Jacob van Oudenhoven te
spreken weer 'Eten schoon Mercktpleyn' zijn geworden.