Bij de
overgang van de Verwersstraat met de
Oude Dieze ligt het Volderstraatje.
De oudst bekende naam van het
Volderstraatje uit de middeleeuwen
was 'dat enge straetken'. Het
straatje dankt zijn naam aan de hier
beoefende wollen lakenindustrie. In
dit geval duidde dit op het bedrijf
der lakenvolders of
lakenvoorbereiders. Als de
lakenververs in de Verwersstraat hun
wollen lakens na het verven gedroogd
hadden gingen zij daarmee door het
Volderstraatje naar het Voldersgat.
Daar in het open water bij de Grote
Hekel stonden de volders klaar. De
lakens werden dan gevold, dat wil
zeggen terdege gespoeld, waardoor de
stof dichter voller werd. Het werk
van deze wolbereiders bij de
Voldersbrug en de Volderstrappen
veroorzaakte zo veel schuim op het
water dat het Volderstraatje in de
volksmond de bijnaam kreeg van Scumenoirde (Schuimoord). De plek
van werken van een lakenvolder werd
ook wel 'vollerie' genoemd.
Bij het bruggetje over de
Binnendieze (Verwersstroom) bevinden
zich drie steunbogen. Het gedeelte
vanaf de Verwersstraat tot aan het
bruggetje behoort tot het
middeleeuwse stratenpatroon. Van de
middeleeuwse perceelsindeling en het
rooilijnenbeloop zijn restanten
aanwezig. Het laatste gedeelte van
het straatje nabij de Zuidwal is via
een trap sterk oplopend. Het
Volderstraatje heeft ook een
verbinding met de Beurdsepoort. Het
huis op de hoek |
|