Cavaleriestraat
Het
plein wat nu Parade heet maakte in
de middeleeuwen deel uit van het
uitgestrekte ommuurde gebied van
het Groot Begijnhof. Na de dood in
1675 van de laatste begijn Cornelia
van Deursen ontstonden felle
geschillen over de eigendom van het
terrein. Deze onenigheden duurden
tot 1721. Toen werd het oostelijke
deel van het gebied staatseigendom
het westelijke deel stadseigendom.
|
Op het landsdeel werden in 1741
paardenstallen voor de bereden
veldartillerie en cavalerie gebouwd.
De stad liet het haar toebedeelde
domein in 1749 inrichten als parade-
en exercitieterrein. Rond 1850 wilde
de minister van oorlog hier nog een
overdekte manage naast bouwen maar
dit werd door het stadsbestuur
tegengehouden. In 1900 kwam die
manage er toch maar dan aan de
Hekellaan.
Op 6 augustus 1903 stichtte de
zestienjarige Adriaan Mulder brand
op de hooizolder van het eerste
stalblok aan de Parade. De vier hier
in garnizoen gelegerde batterijen
van het 3e Regiment Veldartillerie
waren wegens schietoefeningen op
Schietkamp Oldebroek (Gelderland)
niet aanwezig. Als reden voor zijn
actie gaf de brandstichter aan 'dat
hij zo barsch door zijn vader
behandeld werd'. Voor zijn daad werd
hij veroordeeld tot vijf jaar
gevangenisstraf. De herbouw van het
afgebrande stalblok vond begin 1909
plaats. In 1934 werden de
paardenstallen gesloopt ten behoeve
van de nieuwbouw van de
Casinoschouwburg. De sociëteit
Casino had tot dan toe een
theaterzaal met toegang aan de
Papenhulst. Het straatje dat toen
werd aangelegd tussen de
Triniteitsstraat en de Casinotuin
werd ter herinnering aan het
militaire paardenvolk
Cavaleriestraat genoemd.
|
|