Een drukke straat met
eenrichtingverkeer in de Bossche binnenstad. Geen bijzondere huizen lijken
het. Maar we nemen ditmaal toch een kijkje achter de zuidelijke gevels van
de woonhuizen aan de straat Achter de Boomgaard.
|
Eens
stond er na de eerste uitbreiding
van de stad in 1318 een stadspoort
bij de Kuipertjeswal - Achter de
Boomgaard. Maar in de loop van de
veertiende eeuw werd ook een verder
gelegen stuk de Vughterdijk bij de
stad getrokken. Omstreeks 1400 kwam
er een nieuwe stadspoort ter hoogte
van het huidige Wilhelminaplein ook
bekend als 'Het Heetmanplein'.
In het begin van de veertiende eeuw
kregen 'de Jonge Schutters' buiten
de stadspoort de beschikking over
een eigen schietterrein een bogaard.
Uit welke periode precies de Bossche
schuttersgilden dateren is niet
bekend. De Jonge Schutters schoten
evenals De Oude Schuts met een
kruisboog. Op hun bogaard konden zij
zich hierin oefenen.
Bij het vergroten van de stad kwam
het schietterrein midden in de
bebouwde kom te liggen. Op zichzelf
was dat toch niet zo erg. Aan de
Vughterstraat bezat men een eigen
pand en de bogaard zelf strekte zich
uit tot aan de stadsmuur aan de
Westwal. In 1424 werden De Jonge
Schutters ernstig in hun bestaan
bedreigd. De Bossche schuttersgilden
waren naar 's-Gravenbrakel getrokken
in opdracht van de Brabantse hertog
om er deze stad van de Engelsen te
bevrijden.
Volgens de kronieken verloren bij
deze veldslag 700 Bosschenaren het
leven! De Oude en de Jonge Schuts
zijn toen
|
samen enige tijd één gilde
geweest. Jaren later scheidden beide schuttersgilden zich weer. In de loop
van de zestiende eeuw verloren de schuttersgilde langzamerhand hun
politietaken en vanaf 1567 werd de stad door een eigen garnizoen verdedigd.
Toch bleef de Jonge Schuts bestaan. In de achttiende eeuw werd hun bogaard
beschreven door de historieschrijver Van Heurn. „De boomgaard van de
schutterye van den Jongen Voetboog is op het Vuchtereinde even buiten de
Vuchterbinnenpoort gelegen”. Aan de Vughterdijk stond een behuizing van de
schutters, „achter gezegde gebouwen is een ruime plaats met bomen geplant
welke zich tot aan den wal uitstrekt waarvan die met een muur in welk een
poortje is afgescheiden wordt”.
In 1535 werd Floris van Egmond, graaf van Buren en Leerdam, heer van
Ysselstein, St.-Maartensdijk, Kranendonk, enz... die echter toch de bijnaam
'Fleurtje Dunbier' had koning van het gilde. Omstreeks 1800 werden de
schuttersgilden opgeheven. De stad verkocht de bogaard in 1803 aan Francois
Tret. Hij werd verplicht 'eens capitale huizinge' aan de Vughterdijk te
bouwen. In het straatje naar de wal toe kwamen ook huizen te staan zoals de
oudste kadastrale kaart van de stad uit ca. 1823 laat zien. Toen was de
bogaard achter de voorgevels reeds verdwenen.