Vestingstad in het
groen
De bijzondere bouw van de stad staat ook in
verband met haar militaire verleden, haar status van vestingstad. Want
doordat men in tijden van beleg veel ruimte innemende tuinderijen en zelfs
boerderijen binnen de veste nodig had, werd er uiterst compact gebouwd.
Achter het steegje In de Boerenmouw ligt nu nog steeds een stadstuin (Jeroen
Bosch Tuin) waar in het verleden je
zomaar koeien en paarden kunt ziet grazen. En in een van de drukke winkelstraten
van de Bossche binnenstad, in de Vughterstraat 210, stond bij boer Vic van
der Wielen in de winter ruim zestig stuks vee op stal.
Het militaire bolwerk De Citadel,
gelegen op het punt waar de Dommel en de Aa samenvloeien, heette
aanvankelijk De Schans en ook wel Fort Willem Maria, naar Frederik Hendriks
zoon Willem en zijn vrouw Maria Stuart. Het kolossale fort, met een
oppervlakte groter dan die van de hele Markt, werd in 1637 gebouwd,
voornamelijk om de Bossche katholieken in de gaten te houden, die het
spottend de naam Papenbril gaven. Het bouwwerk heeft verder dienst gedaan
als gevangenis en als kazerne. In De Citadel wordt na de voltooiing van de
grootscheepse restauratie het Rijksarchief gevestigd.
Het Kruithuis (Citadellaan) is het
enige kruitmagazijn uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog dat in Nederland
is bewaard. Het werd in 1621 naar een ontwerp van medicusarchitect Jan van
der Weeghen buiten de stadswallen gebouwd voor de opslag van buskruit. Het
grondplan is een regelmatige zeshoek waarvan elke buitenzijde 20 meter lang
is. De muren zijn maar liefst 1 meter dik. Tot 1742 deed het gebouw dienst
als Kruithuis, vervolgens als arsenaal, munitiefabriek en daarna weer als
wapenmagazijn. Sedert 1975 is er de gemeentelijke tentoonstellingsdienst in
gevestigd.
Langs de zuidkant van de stad zijn de
zeventiende-eeuwse stadswallen met hun bastions en rondelen het best bewaard
gebleven. Het zijn dezelfde als die waarvoor Frederik Hendrik in 1629 zijn
beleg sloeg. Ze zijn nog aanwezig rond de hele binnenstad; grote
muurpartijen zijn in de jaren zeventig gerestaureerd. De stadswallen boden
de inwoners destijds een gevoel van veiligheid en bescherming. Bovendien
gaven de fortificaties, gezien vanuit de verte over de lage polders en
moerassen, de stad een sterk, grimmig aanzien, zoals oude prenten nog tonen.
Daarop zijn ook de vele molens met hun houten rompen en wentelende wieken te
zien. Nu nog raakt de wandelaar in het broekland bekoord door het
panoramisch beeld van de oude hertogsstad, gevat binnen de uit het vlakke
land oprijzende wallen en bekroond door de tinnen van de Sint-Jan.
Tot 1974 was de stad slechts bereikbaar
via de bij de stadsmuren en wallen behorende poorten. De allereerste
ommuring kende er drie, te weten: de Antwerpse poort in de Vughterstraat, de
Brusselse poort of Orthenpoort in de Orthenstraat en de Leuvense poort in de
Hinthamerstraat tegenover het Rozemarijnstraatje. Bij de volgende ommuringen
in 1318 en 1400 werden nieuwe poorten gebouwd. Van al deze poorten is zo
goed als niets meer over. Een restant van de Leuvense poort in de
Hinthamerstraat is gedeeltelijk gereconstrueerd bij de aanleg van het
voetgangersgebied aldaar in 1977.
Aan de Hekellaan ligt het bastion
Baselaar, dat in 1622 gebouwd werd. Op het bastion Oranje, gelegen aan de
Spinhuiswal, staat een oeroud 6,5 meter lang gesmeed ijzeren kanon genaamd
Stuergewalt (stoer geweld), bij de Bosschenaren beter bekend als Boze Griet.
Het geschut stond eeuwenlang op de binnenplaats van het stadhuis. Toen de
Keulse smid Johan Fyck van Zeghen in 1511 zijn opdracht tot vervaardiging
van het kanon had uitgevoerd en hij het stoere geweld in het bijzijn van
vertegenwoordigers van het stadsbestuur buiten de Vughterpoort aan een
schietproef onderwierp, spatten de kogels in stukken uit de vuurmond. De
stad weigerde deze boze griet te accepteren en sprak meester Johan voor
‘dusent Rijnsguldens’ in rechten aan. Het is dan ook bluf wat er in het
kanon staat gegrift: ‘Stuer ghewalt heis ich, tschertoghen busch behud ich’.
Toch wordt over dit geschut ook verteld dat z’n kogel door het dak van het
Vughtse kasteel Maurick sloeg en midden in de pannenkoek terecht kwam die
prins Maurits daar zat te eten. Boze Griet met haar in de vorm van een
vissenkop gesmede vuurmond was destijds (1511) een der grootste van Europa.
In het plantsoen staat een door Louis Visser gemaakt bronzen beeld: een
klapwiekende, gakkende gans als zinnebeeld van de waakzaamheid. Het werd in
1967 aan de stad geschonken bij het vierde eeuwfeest van het garnizoen
’s-Hertogenbosch.
Het bastion Oranje aan de Zuidwal biedt
de wandelaar een weids panorama op het Bossche Broek: de drassige graslanden
langs de boorden van de Dommel. Er zijn maar weinig plaatsen in ons land
waar, zoals hier door het ontbreken van lintbebouwing, de grens van stad en
land zo treffend uitkomt, een zeldzame confrontatie van natuur en cultuur.
Het Bossche Broek - 2500 hectare, waarvan 80 hectare natuur, moeras- en
weiland als reservaat van Staatsbosbeheer - is het stroomgebied van Dommel
en Aa tussen Den Bosch, Vught, Sint Michielsgestel en Den Dungen. Het gaat
van grasland over in akkerland en wordt afgezoomd door bos met hier en daar
de bij de landgoederen behorende Dommelburchten. De brede graslandzone,
waarvan de laagste gedeelten tot aan de vestinggrachten reiken, gaat verder
naar het zuiden over in een afwisselend akkerland met oude landweggetjes,
omzoomd door fraaie rijen peppels en boerenwoningen. En soms, zoals bij de
burcht Het Vaantje, treffen we een hoekje met hei en bos. In de jaren
zeventig werd het broekland bruut doorsneden door een vierbaans autosnelweg.
Ten zuiden hiervan, daar waar de Dommel zijn weg zoekt door de bonte
bloemenweiden, liggen de oeroude Dommelburchten Oud Herlaer en Het Vaantje.
Intieme laantjes leiden naar het buitenhuis Haanwijk met de eeuwenoude
reuzencanada die een omtrek heeft van 8 meter. De lage weilanden van de
polder zijn niet alleen historisch en landschappelijk belangrijk, maar
hebben ook een grote natuurwetenschappelijke waarde van zelfs nationale
betekenis. Het is een natuurgebied met een vegetatie van meer dan 200 hogere
planten waarbij zeer zeldzame. In de moerassige dreven handhaaft zich een
opmerkelijke populatie van weidevogels zoals kieviten, grutto’s, reigers,
wilde eenden en watersnippen. En iets minder: futen, karekieten en
rietzangers.
De stad heeft nog meer groen: een van
de mooiste tuinen is die van de commissaris van de koningin achter het
gouvernementshuis, die echter niet openbaar is. Rondom de plas “De ijzeren
Vrouw” ligt het Prins Hendrikpark met het dierenparkje. Opmerkelijk in dit
wandelpark zijn de rododendrons en azalea’s. Het Zuiderpark sluit aan op de
stadswalbeplanting en is goed opgenomen in de structuur van de fraai
aangelegde wijk. Het omvat onder meer een speelweide, vijvers en een
dierenverblijf. Het puurste stukje natuur treft u aan op een in de
Zuiderplas uitstekende landtong: het Heempark. Het 1 hectare grote park
bestaat uit drie verschillende landschappen: weiland, moeras en heide, elk
met eigen flora en fauna en aangepast bodemreliëf. Men vindt er meer dan 300
geëtiketteerde plant- en boomvariëteiten.
Onderwerpen
over de Vestingstad:
|
Vestigingwerken
Aan de vesting van 's-Hertogenbosch is in elke
eeuw gebouwd, veranderd, toegevoegd en afgebroken. De Bossche vesting in een
notendop… |
Natuurgebieden
U geniet van de natuur, u
wandelt wel eens in de natuur. Rond
's-Hertogenbosch liggen een aantal
interessante natuurgebieden. |
|
|
|
Zuid-Willemsvaart
In 1804 kwam Napoleon met het
idee om het watertransport in Nederland en België te verbeteren voor
militaire doeleinden. De Willemsvaart heeft haar naam te danken aan koning
Willem I.
|
|
|
|