|
|
Oeteldonk
De Grote Optocht |
|
Het eerste levensteken
toonde op maandag 20 februari 1882 tijdens een stoet die “den intocht van
den nieuwe benoemden burgermeester Peer van den Muggenheuvel
in de
plattelandsgemeente Oeteldonk” voorstelde. Een eerste bescheiden
optreden maar het succes was er niet minder op. Van 1882
tot en met
1887
organiseerde de Oeteldonksche Club zes
optochten achtereen ze werden allemaal gerealiseerd naar ideeën en op kosten
van de club zelf.
Bron:
Fotopersbureau Het Zuiden |
|
De optocht trok steeds op maandag
en de opstelling van de verschillende groepen en wagens vond plaats bij de
sociëteit De Unie aan de Veemarkt (thans Kardinaal van Rossumplein) waarna
een zeer lange route van ruim 8 kilometer werd gevolgd sommige straten of
pleinen werd wel drie keer in het parcours opgenomen. In 1888 kampte de club
met een te kleine deelnemersaantal voor een optocht waarna de club op 6
januari 1888 besloot om geen optocht te houden, het bleek een besluit voor
vier jaar. Daar waar het de Oeteldonksche Club nu de optocht niet door liet
gaan besloot de Klompenclub om het
gat op
te vullen en op carnavaldinsdag 1888 hield zij een optocht. In 1889 richten een
aantal lieden de ‘Kreppeneindsche Club’ op die als taak zag om de eens zo
luisterrijke optochten
in Oeteldonk terug te brengen.
Maar ook Kreppeneind
wist de Bosschenaren met hun optochten niet te boeien eind 1890 was de Kreppeneindsche Club alkweer ter ziele en zo ontbeerde het Bossche carnaval
in 1891 voor het eerst sinds 1882 een optocht. Een aantal
Oeteldonkers had
de teruggang van het carnavalsfeest als gevolg van het
ontbreken van de Oeteldonkse optocht toen er in 1891 helemaal geen optocht
meer was en op de algemene vergadering van 25 april
1891 stelde de club de wens van de leden
dat er weer een optocht moest komen. En zo trok op maandag 29 februari 1892
na vier jaar afwezigheid weer een echte Oeteldonkse optocht door de Bossche
straten. De Oeteldonksche Club behield gedurende vrijwel de gehele periode
van 1892–1914 het alleenrecht op de organisatie van de optocht op
carnavalsmaandag. De optochten vonden echter niet alle jaren doorgang zoals
in 1896 werd het openbare carnaval
|
stilgelegd als gevolg van een pokkenepidemie en in 1904 en 1906 door een
financieel tekort. Naast Oeteldonk ontstond in 1908 een nieuwe rijk de
Polder op het Hinthamereinde en organiseerde haar optocht op
carnavalsdinsdag. Toen de Oeteldonkse optocht in 1911 opnieuw driegde niet
door te gaan besloot men om samenwerking te zoeken met de Polderclub maar
deze organisatie behield slechts één jaar vol. Bij het uitbreken van de
Eerste
Wereldoorlog maakte voorlopig een einde aan de optochten. In 1917 vond
raadslid Thijssen de tijd blijkbaar rijp voor en stelde in de gemeenteraads-
vergadering de algehele afschaffing van de carnaval aan de orde en de
meerderheid van de raad volgde de gedachtegang van Thijssen en
stemde na een langdurige debat met 13 tegen 9 stemmen voor afschaffing. Het
was de Oeteldonksche Club geweest die het verzoek tot herstel van het
carnaval had ingediend en het lag ook haar weg om weer richting te geven aan
het behoud van het carnavalsfeest door veredeling wel moest de club voortaan
officieel schriftelijk vergunning aanvragen voor alle openbare
festiviteiten. In 1928 deden de rooms-katholieke raadsfractie voorstellen
tot afschaffing van het carnaval maar zo ver durfden zij niet te gaan maar
wel tot een vergaande beperking die de carnavalsdagen zoveel mogelijk zouden
moeten terugdringen tot normale dagen daarmee zou het carnaval dan vanzelf
wel geleidelijk aan zou verdwijnen. Er waren vele reacties op het besluit
van de gemeenteraad en in 1932 was een hilarisch protest van een groep
Bosschenaren die enige ezeltjes huurden en allen voorzien van de naam van
een van de voorstemmers werden tijdens carnaval in optocht door de straten
geleid in een begeleidend pamflet gingen de initiatiefnemers uitgebreid in
op de karaktertrekken van de ezels, daar het hier een optocht betrof bracht
de politie de ezeltjes al snel op
naar het bureau. De aanhouder wint moet het raadslid Kuijpers gedacht hebben
en hij diende op 7 augustus 1935 voor de twaalfde keer bij de
|
|
gemeenteraad een verzoek in om optochten en openbare muziek tijdens carnaval
toe te staan. Omtrent het herstel van de optocht nam de
Oeteldonksche Club een afwachtende houding aan het raadsbesluit hield dan
wel een dwingende maatregel in ten aanzien van het toezicht op de kwaliteit
van de optocht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er geen openbaar
carnaval. Al direct tijdens de eerste vergadering over het
carnaval 1946 spraken
de aanwezigen over een
optocht het was voor de carnavalsclubs volstrekt duidelijk dat zij
niet om de destijds door burgemeester Van Lanschot ingestelde
optochtvereniging heen konden.
Burgemeester Loeff benoemde
Jan van de Mortel tot voorzitter van Jheroen Bosch en onder zijn leiding
|
organiseerde
zij de eerste
naoorlogse optocht.
Toen de Oeteldonksche
Club eind 1946 zelf zonder voorzitter zat besloot zij om Jan van de Mortel
daarvoor te polsen en na lang onderhoud zegde ven de Mortel toe. Nadat de
rookwolken weer waren opgetrokken besloot de OC in 1950 om de leden van de Jheroen Boschcommissie
volledig op te nemen in de optochtcommissie van de Oeteldonksche Club zo kon
ambtelijke lid Herrings begin 1951 aan de burgemeester meedelen dat er geen
wrijvingen meer waren. Ofschoon de organisaties na de bevrijding met groot
enthousiasme aan
de optocht waren begonnen was het niet eenvoudig om voldoende deelnemers te mobiliseren.
Na de democratisering in 1970
van Oeteldonk en het
ontstaan van de Federatie
zouden nieuw enthousiasme moeten brengen. Een eerste oplossing werd gevonden
in de bouw van een eigen hal een Nissonhut
aan de
Gruttostraat met negen praalwagens en acht loopgroepen
zat
het vanaf 1973 weer in de lift. De vreugde van de Nissonhut duurde acht jaar
vanwege de uitbreidingsplannen en het feit dat de ruimte van de hal al snel
te klein werd. Maar rondom de kerstmis van 1979 was er een inbraak in de
Nissonhut die gepaard ging met veel vernielingen eiste een snelle oplossing
en die vond men in het eerder door Jacques Stienstra gedane bod om een van
de hallen van Soetelieve te gebruiken. In mei 1986 waren er al geruchten en
niet veel later was het een
|
feit de hal in Soetelieve moest na acht jaar
worden verlaten omdat ze verkocht was. Weer dreigde het niet doorgaan van de
optocht in tijden van nood leerde Oeteldonksche Club zijn vrienden kennen
toen de Heineken eind november met het aanbod kwam van een hal van 500
vierkante meter aanvankelijk voor één jaar maar het zijn er uiteindelijk 14
jaar geworden. Eind november 2001 is er eindelijk begonnen met de eigen
bouwhal aan de Ertveldweg en op carnavalsmaandag 2002 konden de wagens na de
optocht rechtstreeks de nieuwe permanente hal ingereden worden. En op 6
november 2002 nam de SOK de hal feestelijk in gebruik.
|
zie het
< Het bouwproces
|
|
Bronnen,
noten en/of referenties:
>>
Unnen hillen ted niks, veul volk, de pliesie en dan... De Oeteldonkse Grote
optochten 1882 - 2004
Rob van de Laar ISBN 9070706717
>>
stadsarchief
>>
oeteldonk.org
|
|
|
|
Foto's
copyright
©
bij groetenuitdenbosch.nl |
|
|