|
Oeteldonk
Ut Oeteldonkse Durp |
|
De naam Oeteldonk
De herkomst van de naam is niet geheel bekent. ‘Donk’ ie een
toponiem voor een hoge plek in het moeras. Dat komt overeen met de
locatie van de stad ’s-Hertogenbosch die haar militaire kracht
ontleende aan het feit dat ze te midden van moerasgebieden lag.
‘Oetel’ zou afkomstig zijn van ‘van den
|
Oetelaar’ een
veelvoorkomende naam in Den Dungen de geboorteplaats van de Bossche
bisschop Mgr. Godschalk. Een schertsende verwijzing dus naar de man
die zich had uitgesproken tegen het carnaval van de Bosschenaren.
‘Oetel’ betekent zeker niet kikvorst zoals door sommige weleens
wordt beweerd. Het dorp Oeteldonk omvat het
grondgebied van de oude stad
’s-Hertogenbosch. De voormalige
gemeenten Empel, Engelen,
Bokhoven en Rosmalen die thans mede de gemeente ’s-Hertogenbosch
vormen hebben ieder hun eigen bloeiende carnavalsleven met eigen
organisaties die geënt is op de Rijnlandse variant van het
carnavalsfeest.
De bevolking van Oeteldonk
Tijdens het Oeteldonkse Carnaval wordt bevolkt door boeren en
durskes die traditioneel gekleed gaan. De officiële boerenkleding
bestaat uit een blauwe kiel met rode zakdoek, grote witte wanten aan
touwtjes en een zwarte boerenpet. Velen dragen daarbij een wollen das in de
Oeteldonkse kleuren root wit geel. Op de kiel bevestigt men de jaaremblemen
of jaarschildjes die de Oeteldonksche Club sinds de jaren zestig uitgeeft.
De
boerenkiel zelf
|
wordt al voordat Oeteldonk bestond
tijdens het Bossche
carnaval gedragen en is geënt
op de kleding van de veemarktboer. Oorspronkelijk hoorde er ook een
stok met ring bij een attribuut waarmee de veeboer zij vee meevoerde
of vooruitstuurde. De traditionele maskerdracht een boerensmoel of
mombakkes compleet met een pruik van vlas is in de loop der tijd als
gevolg van het verbod op maskerades in 1919 geheel verdwenen.
Uiteraard worden ook vele andere kostuums vaak geheel naar eigen
inzicht gedragen. Vele boeren en durskes zijn verenigd in clubkes en
muziekes en dragen als zodanig hun verenigingskostumering.
Het volkslied
Het volkslied in 1884 geschreven door Driek
Pakaon en gecomponeerd door Hannes Krassert, is een lofzang op
Oeteldonk. Het is opgebouwd uit drie coupletten, waarvan in de
praktijk meestal alleen het eerste wordt gezongen. Het wordt
voornamelijk gezongen bij officiële gelegenheden zoals bij
binnenkomst van de Prins onder andere op zondagochtend bij de
aankomst van de Prins door duizenden uitzinnige Oeteldonkers
luidkeels meegezongen op het plein voor Oeteldonk Centraol.
Uiteraard is het gepast voor de Oeteldonkse boeren en durkses om de
pet / het hoofddeksel af te doen!
O pronkjuweel van heel deez' aard
1e couplet
O pronkjuweel van heel deez' aard
Ons dierbaar Oeteldonk
Door niets en nimmer evenaard
Geen naam die schooner klonk (bis)
Waar is op gansch het wereldrond
Een watervrij moeras
Zoo schoon als waar ons wieg een stond
De Oeteldonkse plas?
2e couplet
Wat vruchtb're akkers, rijk beplant
Met knollen en radijs,
En bergen van het schoonste zand
In 't Noordbrabantse Paradijs ! (bis)
Een wijs bestuur, dat spreekt vanzelf,
Voegt aan zo'n lustwarand
De Oeteldonkse Raad van Elf
Wordt gek haast van verstand. (bis) |
|
Solo
Prins Carnaval, ons aller Vorst
Voor U zij onze zang!
O, blijv' voor Oeteldonk gespaard! (3x)
Nog vele jaren lang.
Als gij U aan uw volk vertoont,
Gaat er een juichkreet op. (bis)
Dan is er feest in Oeteldonk,
't is feest (bis)
De vreugde stijgt ten top.
3e couplet
En eens in 't jaar met Carnaval
Viert men met zang en glas,
Een jolig, prettig narrenfeest
In 't watervrij moeras. (bis)
Bescherm, O Prins, de Carnaval,
Dit Oeteldonkse feest,
Dan heerst er vreugde overal
Naar lichaam en naar geest. (bis) |
Hierna volgt bij aanwezigheid van de
Prins het ‘Prinsenlied’ dat eveneens in 1884 werd geschreven als
onderdeel van het volkslied. Het wordt door de hoftroubadour
gezongen begeleid door de hofpianist.
Prins Carnaval, ons aller Vorst
Voor U zij onze zang!
O, blijv' voor Oeteldonk gespaard! (3x)
Nog vele jaren lang.
Als gij U aan uw volk vertoont,
Gaat er een juichkreet op. (2x) |
Dan is er feest in Oeteldonk,
't is feest (4x)
De vreugde stijgt ten top.
Zij stijgt ten top, ’t is feest!
|
Kleding
De traditionele
kleding voor de Oeteldonkse
Carnavalsvierder is al
sinds jaar en dag ongewijzigd gebleven. De Oeteldonker is heel eenvoudig te
onderscheiden van een niet Oeteldonker. De meest typische onderdelen /
elementen die de Oeteldonkse klederdracht compleet maken zijn:
-
De blauwe boerenkiel
-
De rode boerenzakboek, die met de
knoop naar voren en de punt naar achtereen wordt gedragen. In plaats van
en knoop wordt de boerenzakdoek van oudsher ook wel bijeen gehouden door
een eenvoudig luciferdoosje.
-
Witte wanten bijeen gehouden door een
touwtje. De wanten worden met het touwtje om de nek gedragen de wanten
zelf voor de kiel op broekzakhoogte.
-
Boerenpet: Van oudsher dragen de
boeren (mannen) een boerenpet.
-
Rood-wit-gele gebreide sjaal
Vele Oeteldonkers sieren hun kiel op met de emblemen / jaarschildjes,
waarmee de kiel dus elk jaar weer van een nieuwe element wordt voorzien.
Volgens oude traditie mag de kiel nimmer uitgewassen, maar uitsluitend
gelucht worden. Hierdoor kan het dus voorkomen dat decenniaoude
erwtensoepvlekken nog steeds zichtbaar zijn op de kiel, als aandenken aan
een memorabele Carnaval uit het verleden. Overigens is de kiel uiteraard
niet exclusief voorbehouden aan Oeteldonkse mannen (boeren), de kiel en de
aanverwante versierselen kunnen als ‘unisex’ gezien worden en worden dan ook
door vele durskes gedragen. |
|
|
Emblemen
Al sinds 1964 geeft de Oeteldonksche Club
van 1882 elk jaar een schildje uit, welke op de kiel genaaid kan worden. Tot
en met 1996 was het embleem een eerbetoon aan een vereniging of gebeurtenis
die dat jaar een jubileum te vieren hadden. Pas sinds 1997 is de insteek van
het embleem om het thema van dat jaar te belichten. Elk jaar wordt er een
ander thema gekozen dat direct of indirect met (het Oeteldonkse) Carnaval te
maken heeft. Het embleem / jaarschild is op zijn beurt weer een verwijzing
naar het thema. Voor een overzicht van alle emblemen,
klik
hier.
Het vaandel
Al omstreeks 1885 had Oeteldonk een vaandel dat tijdens de optochten
en bij officiële gebeurtenissen werd meegedragen door de
vaandeldrager. Op het eerste, nog steeds
aanwezige, vaandel stond een narrenkop. In 1901 voegde men daar een tweede vaandel aan toe,
vervaardigd door de medewerksters van het Oeteldonkse toneelstuk
“Kloris en Roosje” in datzelfde jaar. Begin jaren vijftig
vervaardigde men een banier, die naast de beide oudere vaandels,
tijdens de optochten werd meegevoerd.
Bij gelegenheid van het 99 jarig bestaan in 1981 schafte de club
zich een nieuw vaandel aan naar ontwerp van Sylvie van Lelyveld-van
Lanschot. Vanwege hun kwetsbaarheid worden de oudere vaandels, die
allen nog bewaard zijn gebleven, niet meer gebruikt maar getoond in
het Oeteldonks Gemintemuzejum. Ter gelegenheid van haar 11x11 jarig
bestaan werd de
Oeteldonksche Club van 1882 door de Stichting
“Genootschap van het Oeteldonks
Vaandel” een nieuw
vaandel
aangeboden naar ontwerp van Daan Gielen.
Oeteldonkse Vlag
De Oeteldonkse driekleur dateert zeker van het begin van de 20e
eeuw. De oudst bekende afbeelding staat op een programma uit 1911. Hoe men tot de kleuren rood, wit en geel is gekomen is onbekend al
wordt wel eens beweerd dat het geel/wit aan de Kerk zou refereren en
het rood aan het (oeteldonks) protest. Dat zou duiden op een ludiek
protest tegen het voornemen van Bisschop Godschalk in 1881 om het
carnaval te doen verdwijnen. De kleuren komen, weliswaar in een
andere volgorde, voor in een vlag op het beroemde schilderij “de
strijd tussen carnaval en de vasten” van Pieter Breughel de Oudere
(1530‑1569). |
|
|
Wapen
Zoals iedere gemeente heeft ook Oeteldonk een wapen. Het wordt
gesierd door een narrenkap met “bellekus”. Daaronder bevindt zich
het wapen: een rood en geel veld, gescheiden door een schuinoplopende witte balk waarop drie groene kikkers. Het rode veld
linksboven is voorzien van een narrenkap met “bellekusmuts”, op het
gele veld rechtsonder een zgn. ”ijzeren bout”, een Oeteldonkse
benaming voor de
|
libel. Zowel de libel als de kikkers verwijzen naar
de Oeteldonkse moerasgebieden. De kikkers zouden mogelijk afkomstig
zijn van het familiewapen van de Rijckevorsels die destijds ook in
het bestuur van de Oeteldonksche Club zaten. Het wapen wordt
bekroond door een narrenkap met “bellekus”. Bekend is dat het
huidige wapen in ieder geval al in 1924 werd gevoerd. Vóór die tijd,
in ieder geval in 1913, werd een wapen gevoerd dat een persiflage
vormde op het Bossche stadswapen. |
Knillis
Tijdens carnaval staat op de Markt het standbeeld voor de stichter
van Oeteldonk Boer Knillis. Sedert 1922 het jaar waarin het dorp
zijn 40-jarig bestaan vierde betekent de onthulling van dit beeld op
zondagmiddag het officiële startsein van het Oeteldonkse carnaval.
Duizenden Oeteldonkers en tientallen meziekskes juichen en spelen om
het hardst wanneer Z.K.H. Prins Amadeiro boer Knillis van zijn
omhulsel ontdoet. Even zoveel Oeteldonkers en meziekskes of
misschien wel meer aanwezig zijn op carnavalsdinsdag ’s avonds om
23.55 uur wanneer zijn tragikomische begrafenis het definitieve
einde van het carnaval betekent. Alleen tijdens de schrikkeljaren
staat de vrouw van Knillis Moeder Hendrien aan zijn zijde. Dat laatste is een traditie die in de
jaren zestig ontstond. |
|
|
Oetel
De (groene) kikker of de kikvors is een veel gezien symbool tijdens Carnaval
in Oeteldonk. In tegenstelling tot wat veel mensen denken is de kikker niet
een verwijzing naar het woord ‘Oetel’ in Oeteldonk, maar meer een symbool
voor het Oeteldonkse moeras. Oetel is namelijk helemaal geen synoniem voor
kikker/kikvors, maar een schertsende verwijzing naar de Bossche bisschop
Godschalk uit Den Dungen, die eind 19e eeuw fel tegen het ‘heidense’
Carnavalsfeest gekant was. Van den Oetelaar was een veel voorkomende
achternaam in Den Dungen in die tijd. Oetel is derhalve schertsend bedoeld
in de naam ‘Oeteldonk’. Overigens is ‘donk’ een verwijzing naar moeras
(droge plek in het moeras).
Bronnen, noten en/of referenties: Foto:
Stadsarchief - Tekst: Zo zit dč in Oeteldonk |
|
|