's-Hertogenbosch
De Kerken
's-Hertogenbosch telt zo'n tientallen
kerken met zijn geschiedenissen en gebeurtenissen van het verleden.
Wie het huidige geestelijk klimaat van
's-Hertogenbosch beschouwt
kan zich maar moeilijk een voorstelling maken van de tijd dat de
oude hertogstad door velen gekarakteriseerd werd als 'Klein Rome'.
De stad biedt immers ruimte aan een bonte verscheidenheid van
meningen en geestelijke stromingen. Katholieken, protestanten,
islamieten, Grieks-orthodoxe, boeddhisten, aanhangers van Confucius
en Hindoestanen nemen in de nieuwe eeuw deel aan het maatschappelijk
leven. De Bosschenaar kijkt er niet meer van op. 'Zoveel hoofden,
zoveel zinnen', denkt hij. Joden vonden al vroeg hun plaats in de
stad. De moskee is ook geen vreemde eend in de bijt meer. Het
vreedzaam naast elkaar leven van verschillende geloofsgroepen past
in een traditie. In 1641 kwamen katholieken en protestanten al tot
elkaar in de illustre Lieve Vrouwe Broederschap. Een soort oecumene
avant-la-lettre. Het ging immers om een katholieke broederschap van
voorname ingezetenen van de stad en ver daarbuiten. Vanaf 1641 was
deze ook opengesteld voor protestanten. Waarmee niet geschreven is
dat het altijd vanzelfsprekend koek en ei was tussen de
verschillende groepen gelovigen. De eerste twintig jaar van haar
bestaan leek
's-Hertogenbosch een heel 'wereldse' stad. Er was
immers geen kerk. Voor hun godsdienstbeoefening moesten de
Bosschenaren naar het nabijgelegen Orthen. Daar woonden ze de mis
bij in de San Salvador. Hoe onpraktisch dat ook was, het duurde tot
1210 eer de Bosschenaar beschikte over een kerk binnen de eigen
stadswallen. Het was een kleine, eenvoudige Romaanse kerk, toegewijd
aan Sint Jan de Evangelist. Alleen de toren die omstreeks 1250 aan
de kerk werd toegevoegd heeft de eeuwen doorstaan. Hij vormt tot op
de dag van vandaag de onderbouw van de huidige Westtoren van de
kathedraal. Omstreeks het jaar 1380 begonnen de Bosschenaren aan de
bouw van een nieuwe, gotische kerk. Bouwmeester was Willem van
Kessel. Het werd een monument dat zijn weerga in een belangrijk deel
van de Nederlanden niet kende. De bouw was in alle opzichten een
formidabele krachtsinspanning. Waar kwam de ambitie bij de 20.000
inwoners vandaan om zo groots te bouwen? De stad was belangrijk en
dat wilden de Bosschenaren graag tot uitdrukking brengen. Maar dat
kan niet de enige verklaring zijn. Bouwmeesters, timmerlieden,
schrijnwerkers, metselaars, steenhouwers en andere groepen
ambachtslieden bouwden aan iets waarvan zij de voltooiing nimmer mee
zouden maken. Iedere bouwer van kathedralen of van grote collegiale
kerken wist dat van tevoren. Dus ook die in 's-Hertogenbosch. De
'nieuwe' Sint Jan was dus vooral ook een monument van vroomheid en
geloofszin. De middeleeuwse bouwers brachten dit onder woorden in
een kort gebed dat zij in een van de deuren van het zuidertransept
lieten kerven: 'Jhs wei vertrauwen datsu my bistant wante wi wrachte
tot u eer'.
Sint Janskathedraal
Bouwmeester: Alart du Hamel Met de inname van 's-Hertogenbosch in 1629 door
Frederik Hendrik, was de Sint Janskathedraal, evenals alle andere
kerkelijke gebouwen in de stad, geconflicteerd door de Staatse bezetting,
die
de
uitoefening van de katholieke godsdienst verbood. De kerk werd hierna
bestemd voor de protestantse eredienst, een situatie die heeft geduurd tot
1810. Daarnaast werd de kerk ook gebruikt voor een aantal minder religieuze
zaken. Zo diende één van de straalkapellen tot brandspuitstalling.
Hoewel de St. Jan in de achttiende eeuw in hoofdlijnen wel de
huidige vorm bezat, zijn er toch een
aantal verschillen aan te wijzen.
Allereerst verkeerde de kerk
tegen het eind van de achttiende eeuw in een bijzonder slechte staat van
onderhoud; pas in 1858 zou een begin worden gemaakt met het herstel van de basiliek - een
restauratie die in feite pas in 1985 zou worden afgesloten. Door de staat
van
verwaarlozing waarin de kerk
zich bevond, ontbraken op vele plaatsen
natuurstenen ornamenten, en
was de resterende detaillering sterk aangetast.
Zo waren de ramen in 1794 nog niet voorzien van de
schitterende neogotische traceringen: een sobere invulling van houten
raamroeden vulde de vensteropeningen. Ook het portaal van de het dwarsschip
aan de Parade was minder uitbundig van detaillering dan we nu gewend zijn.
Een ingrijpender verschil is aan te wijzen op de plaatsen waar de
|
|
zijbeuken aansluiten op
kapellen aan weerszijde van de toren: hier bevonden zich tot in de
negentiende eeuw bakstenen gevels. De St. Janstoren is na de
restauratie (1975-1982) hersteld in de gedaante waarin hij tussen de
zeventiende en negentiende eeuw het stadsbeeld heeft bepaald.
St. Catharinakerk
De St. Catharinakerk is een koepelkerk, gebaseerd op een verbouwing van een
negentiende eeuwse kruiskerk (in waterstaatstijl) met behoud van het
zestiende eeuwse koor dat over de Binnendieze is gebouwd. De kerk diende- na
een herstel van de schade [1648] van 1750-1794 voor de protestante
|
eredienst. Vanaf die tijd verviel de kerk tot een
paardenstal/hooimagazijn. Kort na het decreet van Napoleon
[1810] over de teruggave van de St. Jan en de St. Cathrien
aan de katholieken, keert de kerk terug onder
verantwoordelijkheid van het kerkbestuur. Maar het gebouw
had veel schade opgelopen en was vervallen geraakt. De
schilderijen die lange tijd elders opgeslagen waren geweest,
keerden terug. Ze zijn van Pieter Jozef Verhagen
[1728-1811]. De kerk heeft een centrale ruimte met diagonaal
gerichte zijkapellen en een betonnen koepelgewelf, waarboven
een achtkantig tentdak is te vinden, uitlopend in een
opengewerkte lantaarn. De kerk vormt een belangrijke schakel
in de vernieuwing van de Nederlandse kerkbouw in het begin
van de twintigste eeuw.
Sint Jacobskerk
Toen deze kerk gebouwd was, het werk van Stuijt en Cuypers in 1905, stond
zij verscholen achter de huizen van de Hinthamerstraat. Zij was vanuit deze
straat slechts bereikbaar door het smalle, nu grotendeels verdwenen straatje
Achter den Doove. Later heeft men enkele in de Hinthamerstraat voor de kerk
staande huizen afgebroken waardoor het pleintje is ontstaan. Interieur als
schoonwerk behandeld baksteen met banden van verglaasde terracotta. Koor en
zijkapellen hebben halfronden sluitingen. Belangrijk voorbeeld van
vernieuwing in de kerkelijke bouwkunst. Tot de
|
|
inventaris behoren een barokke preekstoel en een in barokstijl gesneden
orgelgalerij. Voorts 18e eeuwse beelden. Eikehouten communiebank, 18e eeuw; twee biechtstoelen eerste
helft 19e eeuw; eikehouten preekstoel in barokke
stijl,17e
eeuw; heiligenbeelden, hout,
18e of eerste helft 19e eeuw.
Vier schilderijen met bustes van
de
Evangelisten,
kruisiging,
Maria met Kind en kleed en een rozenkrans gevend
aan resp.de H.Simon Stock en St.Dominicus. Gaaf
pneumatisch orgel met Hoofdwerk en Zwelwerk, in 1900 gemaakt door M.
Maarschalkerweerd.
Mechanisch torenuurwerk, voorzien van elektrische opwinding, buiten gebruik
gesteld. Nabij de sacristie een klok van G. Moer, 1482, 66,5 cm. In de
kooromgang zeer oude klok van anonieme gieter.
Sint-Jozefkerk
Neo gotische kerk. Staat Sint-Jozefstraat
13. Gebouwd door architect van Veggel. De bouw begon in 1857 en in december
1859 was ze klaar. Ze werd
pas geconsacreerd op 19
oktober 1865 door Mgr. Swinkels. Oorspronkelijk kloosterkerk van de Redemptoristen. Sober
uiterlijk. Rijk interieur met
|
bundelpijlers, getraceerde nissen en een
stergewelf, rijke schilderingen en ramen. Gesloten in 1971, nadat de laatste
eucharistieviering onder grote belangstelling op 22 augustus plaats vond.
Zij werd toen eigendom van de Gemeente. De beeldengroep is in depot bij de
Gemeente.
De biechtstoelen zijn ingepast in de tegenwoordige Orangerie.
Het retabel is, via de kerk in West I, in de Sint-Annakerk aan de
Boschmeersingel terecht gekomen. De beeldhouwer Hendrik van der Geld maakte
de houten communiebanken en de preekstoel. Vroeger noemde men deze kerk ook
wel de Paterskerk of Redemptoristenkerk.
Nederlands hervormde
kerk
Gebouwd 1820-1821 door J. de Greef. 11
december 1816 Koninklijk Besluit voor de bouw. Oorspronkelijk zou dit zijn
in de Sint-Josephstraat, achter het Geefhuis. Het alternatief werd de hoek Weesstraat / Triniteitstraat en vervolgens op de plaats van het Geefhuis zelf. Het
oordeel van de Gemeente
was op de plaats van de Annakapel die toch gesloopt moest worden.
Dit besluit werd op 1 april 1818, met machtiging van Zijne Majesteit de
Koning, aangenomen. September 1819 Aanbesteding met als generale oplevering
15 december 1820. December 1819 Start van de bouw der kerk. December 1820 de
kerk is klaar. 8 juni 1821 Aanbesteding binnenwerk. 31 oktober 1821
Alles is klaar. 6 januari 1822 Inwijding der kerk door predikant Professor
de Jong. Renovatie 1972-1973.
|
|
|
|
Sint Jacobskerk
Driebeukige kruisbasiliek waarvan de kruisarmen nooit voltooid zijn, met een
later smaller eenbeukig, vijfzijdig gesloten koor, later aangebrachte ronde
traptoren en een in 1732 (en deels in 1752) gesloopte
vieringstoren. Alleen
zijbeuken en koor voorzien van steunberen. Na 1629 kregen de katholieke
kerken een andere bestemming. De zestiende-eeuwse Sint-Jacobskerk was tot
1650 nog bij de hervormden in gebruik. Daarna werd het gebouw
achtereenvolgens gebruikt als paardenstal voor de cavallerie (1689),
als wapenarsenaal (1752) en in de negentiende eeuw als kazerne. In 1924 werd
de voormalige kerk verbouwd tot museum. (Noordbrabants Museum)
Evangelisch Lutherse Kerk
Neo-Gotisch. Gebouwd in 1847 als Waalse Kerk. Ontwerper A. van Veggel.
Gerestaureerd in 1957 en in 1996 in het kader van 200 jaar Brabant. De
preekstoel (kansel), van houtsnijwerk uit de 16e eeuw, is afkomstig uit de
|
|
Middeleeuwse Sint Petrus en Pauluskerk die op De Plein stond en in 1645 werd
gesloopt. De beelden van Petrus en Paulus zijn in de preekstoel uitgehouwen.
Interieur, gietijzeren kandelaars uit 1690. Het klankbord stamt uit 1844. De
kuip is zes-zijdig met op elke zijde een gebeeldhouwde voorstelling w.o. een
paus.
Grafzerk van Gouverneur Anthoni
Gunther van Holstein-Beck (1733-1744)(?). Sedert 1956 in
|
gebruik
als Evangelisch Lutherse
Kerk.
Werd
ook door de Doopsgezinden en Remonstrants Gereformeerde Gemeente gebruikt.
De Lutherse Kerk was eerst gedurende bijna 300 jaar elders in de Verwerstraat, dat pand werd verkocht aan een bank. Sedert 1956 in de
voormalige Waalse Kerk.
Pelgrimskerk
Architect Wierda uit Amsterdam ontwierp het nieuwe kerkgebouw dat
voor f 16.640,- door meester metselaar Van der Bruggen uit
's-Hertogenbosch
|
werd
gerealiseerd. Op de eerste kerstdag 1886 om 10.00 uur 's morgens werd de
kerk in gebruik genomen. Er kwam toen ook een orgel in dat voor f 2300,- in
Leeuwarden werd gekocht. Vijftig jaar lang werd er gekerkt en in 1935
onderging het gebouw een grondige restauratie. Door Bosschenaren werd het
gebouw 'de kerk met de groene ruitjes' genoemd naar de kenmerkende
voorgevel. In 1966 betrokken de gereformeerden een nieuw kerkgebouw aan de
Rijnstraat. Het gebouw in de Jan Heinsstraat kwam leeg te staan en werd in
gebruik genomen als een magazijn voor een groothandel.
Synagoge
Bernardus Hartogensis. Pand Prins
Bernhardstraat 8. Gebouwd in 1823 door Bernardus Hartogensis op één zijde
gefundeerd op de Binnendiezemuur. De Binnendieze was
toen nog vrij zichtbaar. In 1886
vrijwel volledig herbouwd met een overbouwing
van de
Binnendieze. Architect I. Godschalks. In buitenste gevelmuren aan de
Oostzijde is een marmeren gedenkplaat ter herinnering aan het bezoek van
Koningin Wilhelmina en Koningin moeder Emma in 1918. Tevens is er een
gedenksteen met de tekst: "Ter gedachtenis aan hen die door geweld van den
vijand uit de jaren 1940-1945 zijn omgekomen". 68 joodse
|
|
medeburgers kwamen om in
Duitse kampen. De voorbouw werd gebouwd in 1937 en in 1994
weer gesloopt. Sedert
de jaren 70 niet meer in gebruik geweest. De restauratie in 1995/96 door v.d.
Sluys en van Dijk B.V. uit Dordrecht werd opgeleverd op 11 december 1996.
Het interieur is in de beschildering gereconstrueerd naar 19e eeuwse
kleurschildering. Ze wordt vooral gebruikt als podium voor
|
kleinschalige
muziekuitvoeringen. Het Bossche Muziekcentrum werd op 17 maart 1999 officieel geopend door
Staatsecretaris Rick van der Ploeg. De
bovenruimte is een kleine
ontmoetingsruimte en gebedslokaal voor de Joodse gemeenschap. De Architect
is C. Passchier. Er resteert nog van
vroeger de arke, het vrouwenbalkon, de tegelvloer en enkele zitbanken
alsmede de chanoeka, de achtarmige kandelaar, naast de gedenkplaten. De
Binnendieze die er onder door gaat, is weer te zien. Het bruggetje heeft
officiëel de naam "Synagogebrug" gekregen.
San Salvatorkerk
De oudste kerk van Orthen, werd in de
80-jarige Oorlog verwoest
en weer herbouwd. Die kerk werd in 1673 gesloopt.
Daarna was er een schuurkerk, deze stond meer in de richting van Engelen.
Zij brandde af in 1886 bij de grote Orthense brand. In 1887 kwam er een
nieuwe kerk, deze was echter aan de Heilige Lambertus gewijd. Zij bleef in
gebruik tot 1956. De tegenwoordige kerk heet weer San Salvatorkerk en staat
in de Rochusstraat. Op 22 mei 1955 werd de eerste steen gelegd door Mgr.
Mutsaers en op 2 juli 1956 werd ze in
gebruik genomen.
Architect H. en P. de
Graaf. Boven de ingang zit sedert 1960 een beeld van Christus als Salvator
gemaakt door Frans van de Burgt. Ze werd gebouwd in de stijl "De Bossche
School" en de bouwpastoor was pastoor Schouten.
|
|
|