|
's-Hertogenbosch
Het Stadhuis
Bijna geheel in representatief
gebruik. Pand daterend uit het tweede deel der 14e eeuw oorspronkelijk waren
het drie panden links (oost) de Gaffel en
|
rechts
(west) Sinterklaas. De 17de
eeuwse gevel ontwerp architect Pieter Minne Hollands Classicisme. Jaartal
boven de deur 1670 het middendeel is al vanaf 1372 raadhuis. "De Gaffel"
werd in de 15e eeuw eigendom van de gemeente en "Sinterklaas"
het gildehuis van de
kramers werd in 1599 aangekocht. Het heette voor de aankoop eerst "In den
Aern" en dan "Het Huys van Sint Claes" exterieur gerestaureerd in 1986.
Stadhuis
links, 'De Gaffel' (1564) - Uit de stadsrekening van 1399/1400
blijkt dat de stad een erfcijns van 35 schelling uit dit pand aan het
Geefhuis moest betalen. In 1481 komt het in het bezit van de stad. Bij de
zettingen wordt in die tijd de apotheker Klaas Coenen aangeslagen. Hij moet
huurder geweest zijn. De apotheek is op de begane grond in het voorhuis
gevestigd. Klaas woont ook in het pand. Tussen zijn huis en het naastgelegen
raadhuis wordt in 1508/'9 een gemeenschappelijke muur
opgetrokken. Dit zal de tuinmuur op het achtererf zijn. Dit erf liep
oorspronkelijk door tot de
stadsmuur. Bij de ontmanteling van de stadsmuur
in 1357 is de grond buiten de muur ter breedte van 23½ voet (= 6,76 m) bij het perceel getrokken. De
bouwmuur met het raadhuis is gemeenschappelijk. 'De Gaffel' is later als
afzonderlijk huis tegen het raadhuis aangebouwd. In 1514/'15 vestigt de stad
er een 'theerhuys' (= wijntaverne) en stelt een kastelein aan. In het
cijnsboek van 1520 moet mr. Gerard van Haest betalen voor een perceel van 21
voet (= 6,04 m). Dit is gelijk aan het huidige pand met inbegrip van de
halve breedte van de linker zijmuur. Van Haest zal als zaakwaarnemer van de
stad zijn opgetreden. Hij moest ook betalen voor een kelder onder de straat.
Deze is thans niet meer aanwezig. Wel is er nog een afgescheiden stoep met
kelderingang. In het midden van de eeuw betaalt mr. Lodewijk van Doirne, als
huisbewaarder van 'De Gaffel' bij de inning van de zettingen en de
haardgelden. Hij wordt aangeslagen voor zes schouwen en één oven. Een
dergelijk groot aantal stookplaatsen was niet ongebruikelijk bij een
taverne. Het huis was verdeeld in een voor- en achterhuis, gescheiden door
een dwarsmuur. Deze indeling is in de kelder nog aanwezig. Op de
verdieping van het voorhuis was een vergaderzaal. Uit archeologisch
onderzoek is gebleken
dat
het achterhuis later, in het eind van de 14de eeuw,
tegen het nog uit de 13de eeuw daterende voorhuis is gebouwd.
Bij de bouw van het achterhuis is de kelder
koud tegen het hierna te bespreken 'huis van Lysscap' aangelegd. In het achterhuis woonde
de 'groenroede'(=
gerechtelijke bode); daar was de keuken en de 'kamer vanden platten lande',
die zich op de verdieping zal hebben
bevonden.
|
Aangezien het pand aan
de stad behoorde, zijn we door middel van de stadsrekeningen goed
geïnformeerd over de verbouwingen en het gebruik. Bij de verbouwing in
1529/'30 is de kelder aan de wijntaverne onttrokken en gaat de stad er zijn
eigen wijn opslaan. Er komt een nieuwe pui in 1545 waarvoor
een luifel, zitbanken
en beeldsnijwerk worden geleverd. Grote verbouwingen aan 'De Gaffel' worden er in de 16de eeuw niet vermeld. De werkzaamheden
beperken zich tot reparaties aan het leiendak, schoorstenen, de
gemeenschappelijke goten met het linker
buurpand, herstel van stenen vloeren, timmerwerk aan de trappen en deuren en
het aanbrengen van gesneden consoles onder de balken. Achter het pand
bevinden zich kleinere bouwwerken zoals de kamer van de 'policiemeesters',
de getuigenkamer, een washok en een privaat. In de 16de-eeuwse
stadsrekeningen zijn geen posten aangetroffen van de bouw van de rijke
schermgevel met hoge kruisvensters en de borstwering met uitkragende
hoektorentjes. In 1559/'60 wordt de gevel gelijktijdig met die van het
stadhuis gewit met kalk. We weten echter niet of dit de gevel is zoals die
staat afgebeeld op de hierboven vermelde afbeeldingen van vóór 1670.
Stadhuis
midden, Stadhuis - Het middengedeelte van het huidige
stadhuis is het 13de-eeuwse stenen huis van de familie Lysscap. In 1366 komt
het in handen van de stad. In de 16de-eeuwse cijnsboeken staat de naam van
Gijs Lysscap nog vermeld. Na hem wordt de stad als cijnsplichtig aangeduid.
Er moet betaald worden voor een perceel van 41 voet (= 11,79 m). Dit is
circa 1,50 m breder dan het huidige middengedeelte en van het bordes. Aan de linkerzijde was het
huis 'De Gaffel' tegen het huis van Lysscap aan gebouwd.
De strook grond van circa 1,50 m moet daarom aan de rechterzijde gelegen
hebben. In een akte uit 1363 is inderdaad sprake van een poortweg ter
breedte van 5 voet minus ½ duim (= 1,43 m). Deze poort behoorde aan Lysscap.
Het 41 voet brede perceel liep tot de eerste stadsmuur door. Uit een akte
uit 1357 blijkt dat het achtererf aan de stadsmuur 46 1/3 voet (= 13,32 m)
breed is. Op het achtererf is in eerste instantie in de eerste helft van de
14de eeuw het
raadhuis gebouwd. Dit gebouw wordt in de oudst bekende stadsrekening uit
1399/1400 het 'auden raethuse' genoemd. Het stond aan de
buitenzijde van de oude stadsmuur, aan
de zuidzijde van de stadsgracht op de
hoek met de Verwersstroom. Het stond met zijn langsgevel in de oude rooilijn
van 'Achter het Stadhuis, die ongeveer in het midden van de huidige straat.
Nadat het stadsbestuur naar het in 1366 verworven 'herenhuis' aan de Markt
was
verhuisd, bleef het oude gebouw in gebruik voor opslag. Deze situatie
duurde zeker tot na de 16de eeuw. Bij de verkoop van het 'huis van Lysscap'
aan de stad in 1366 is er sprake van een achterhuis. Waarschijnlijk was
dit een losstaand
huis op het achtererf. Uit bouwhistorisch onderzoek weten we dat het
hoofdgebouw, het 'herenhuis', verdeeld was in een voorhuis en een smaller
achterhuis. Het achterhuis is
|
|
later, mogelijk nog
in
de 13de eeuw, tegen het
voorhuis aangebouwd. Tussen het achterhuis en het rechter buurpand was een
ruimte die in de jaren
|
1562/'63 benut
werd als
verbindingsgang
met het nieuwe griffiegebouw op het achterterrein. In de beginjaren
van de 16de eeuw waren
delen van het stadhuis verhuurd aan onder anderen een zadelmaker en
een harnasmaker. Waarschijnlijk huisden zij in de kelders. Ook in
het midden
van de eeuw was er sprake van onderverhuur aan de
'groenroede' Gerrit Kuyst en aan Lambert Boudewyns, die in de kelder huisde. Bij de
haardentelling van 1552 blijkt Gerrit twee schouwen voor eigen gebruik te
hebben. In de beide kelders is een schouw. Verder zijn er zes schouwen voor
de heren schepenen en de rentmeesters. In de secretariskamer en in de
griffie bevindt zich één schouw. Het grote pand bezit in totaal maar liefst
twaalf stookplaatsen. Opmerkelijk is dat de schouw in de plattelandskamer
niet vermeld wordt. Ook wordt geen gewag gemaakt van een stookplaats in de 'saele',
de vierschaar, de raadkamer en de daaraan grenzende kapel. Waren deze
ruimten onverwarmd? Uit de
stadsrekeningen is de bouwgeschiedenis van het stadhuis in de 16de
eeuw precies na te gaan. In de jaren 1529 tot 1533 wordt de voorgevel met het
bordes vernieuwd. Ook wordt de deels boven maaiveld gelegen kelder dan
aangebracht.
De gevel wordt versierd met
beelden, het stadswapen en een klok. Bij de bouw is de bouwmeester van de
kerkfabriek van de Sint Jan, Jan Derkennis, nauw betrokken. Mogelijk zijn de
natuurstenen afdekstenen op de trappen van de gevel, die versierd zijn met
schelpmotieven, van zijn hand. Deze zijn de vroegste renaissance elementen
in 's-Hertogenbosch. De gevel is direct na de bouw gewit met kalk. |
Stadhuis rechts, 'Sinter Claes' (1530)
-
Gedurende de 16de eeuw was dit pand in particuliere handen. In 1599 wordt
het door de stad gekocht en bij het
stadhuis
gevoegd. In het cijnsboek van 1520 staat Dirk van Hynen
genoemd. Zijn naam of die van zijn vader of grootvader komt al in 1441 voor.
Na hem wordt het Sint-Nicolaasgilde van de kramers vermeld. De hertogcijns
wordt vastgesteld naar
de perceelsbreedte
van 17½ voet (= 5,03 m). Dit is circa 1,50 m smaller dan het huis. Dit heeft
te maken met de poort van 5 voet minus ½ duim aan de linkerzijde. De rechter
zijmuur behoorde tot het pand. Het grote stenen huis is later tegen het
middelste pand aangebouwd. Het bestond uit een voorhuis met een
waarschijnlijk later aangebouwd achterhuis. In de kelder is deze oude
indeling nog zichtbaar. In 1530 wordt het huis omschreven als 'huys, erve, hoff'. Het is dan in bezit van het
kramersgilde. Met de 'hoff' zal het diepe achtererf bedoeld zijn dat
oorspronkelijk tot aan de stadsmuur liep en later tot over de Binnendieze is
uitgebreid. Hiervoor werd een brug aangelegd, die in 1535 door het
kramersgilde en de rechter buurman is vernieuwd. De hof was door een in
1506/'7 opgerichte muur gescheiden van de tuin van het stadhuis. Bij de
haardentelling in 1553 worden er zes schouwen geteld, die door de huurder
moeten worden betaald. Het gilde dat gebruik maakt van de grote zaal betaalt
niet mee aan het haardgeld. Mogelijk werd de zaal ook door anderen gebruikt
als gelagkamer. In 1584 en 1603 is er sprake van een kastelein. Als in 1599
het gebouw in het bezit van de stad komt, wordt het omschreven als 'huys,
erve, hoff ende achterhuys'. Het wordt dan een 'domus lapidea' (= stenen
huis) genoemd. De stad verrichte direct na de koop timmer- en
metselwerk-zaamheden onder in het achterhuis als mede de nodige reparaties
aan het dak. De hoge stenen gevel met kantelen, zoals die op het schilderij
van het Schermersoproer staat afgebeeld, telt vijf bouwlagen. Er is ook een
kelderingang te zien. Er is dan nog geen bel-etage. Het pand staat afgebeeld
als een dwarspand met aan de rechterzijde een gevel met trappen. Gezien de
huidige bouwmassa lijkt de weergave van het oude pand niet geheel
betrouwbaar. Op de hiervoor vermelde tekeningen van Pieter Saenredam en Jan
van Beerstraten staat een sterk afwijkende gevel
getekend
met hoge nissen met driespanversieringen in de top en kruisvensters op
de drie verdiepingen die zijn voorzien van half ronde
ontlastingsbogen. De voorgevel en de rechter zijgevel zijn voorzien
van een ver boven het dak uitstekende borstwering en kleine
uitkragende torentjes. De gevel
lijkt naar voorbeeld
van 'De Gaffel' gemaakt te zijn. De hoge ramen op de eerste verdieping geven
licht aan de vergaderzaal van het kramersgilde. De gevel zal in 1607 zijn
aangebracht naar een tekening van Van Diepenbeeck.
|
|
|
|
Foto's
copyright
©
bij groetenuitdenbosch.nl |
|
|