Met geld van de
buitgemaakte zilvervloot deed de broer van Prins Maurits, Prins Frederik
Hendrik van Oranje echter in 1629 een groots opgezette tegenaanval het Beleg
van ’s-Hertogenbosch met ruim 30.000 man sloeg hij beleg om de stad. Eerst
maakten de inwoners zich weinig zorgen de "Moerasdraak" gold immers als
onneembaar voor de toenmalige belegeringsmethoden want de drassige grond
leek ondermijning uit te sluiten. Frederik Hendrik volbracht echter het
schijnbaar onmogelijke met een tweede leger van duizenden in Holland,
Utrecht en Gelderland gerekruteerde landwerkers verlegde hij de lopen van
zowel de Aa als de Dommel tot ver rond de stad en
wierp langs de veertig kilometer lange nieuwe beddingen een verschanste
dubbele ringdijk op. Daarna begon hij de zo ontstane polder met honderden
paardenmolens droog te leggen de Bosschenaren zagen voor hun verbijsterde
ogen het water zich terugtrekken en de loopgraven van de Staatse vijand
oprukken en na ruim drie maanden beleg zag de stad zich gedwongen te
capituleren. Door deze onverwachte nederlaag was de Habsburgse strategie
volledig mislukt tot 1794 raakte de stad aldus in de Staatse bezet-tingszone
van Brabant als onderworpen
"Generaliteitsland". Als dwangburcht tegen de katholieke inwoners, die nu van de vrije uitoefening
van hun godsdienst beroofd werden, werd een enorme citadel aan de noordzijde
van de stad opgeworpen. Dit fort
|
Dit schilderstuk van een onbekende meester geeft het moment weer, waarop de
onderhandelingen over de overgave van de stad al aan de gang is. (Noordbrabants
Museum) |
|