|
Sint-Janskathedraal
Het Exterieur van de
Sint-Janskathedraal |
|
In het historische centrum van
's-Hertogenbosch bevindt zich de Sint-Janskathedraal. De bouw ervan
begon omstreeks 1220, op een stuk grond dat buiten de eerste
stadsmuur lag. Dit terrein, De Pepers genaamd, behoorde toe aan de
hertog van Brabant. Het was een eenvoudige, bakstenen kerk in
|
romaanse stijl en toegewijd aan
Sint-Jan de Evangelist. Van deze eerste Sint-Jan is nauwelijks iets bekend.
Er is ook weinig van bewaard gebleven. Alleen de bakstenen toren van de
romaanse kerk bleef behouden. Hij maakt nu deel uit van de westtoren van de
Sint-Jan.
Rond 1318 breidde de stad zich voor het eerst uit. Door de nieuwe
omwalling kwam ook de romaanse Sint-Jan binnen de stadsmuren te
liggen. Januari 1366 verhief de bisschop van Luik de Sint-Jan tot
collegiale kerk, waaraan een kapittel van dertig kanunniken werd
verbonden. Deze 'koorheren' zongen het dagelijks koorgebed, zorgden
voor onderwijs in de stad en beheerden de kerk. In 1380 werd
begonnen met de bouw van de gotische Sint-Jan, naar een ontwerp van
Willem van Kessel. Hij is als bouwmeester verbonden geweest van
ongeveer 1380 tot 1407, mogelijk zelfs nog tot aan zijn dood in
1425. Op dat moment zijn het hoogkoor, de kooromgang en de
straalkapellen voltooid. Rond 1530 werd de gotische kerk voltooid.
In augustus en oktober 1566 vonden de Beeldenstormen plaats,
protestanten plunderden en vernielden vele kapellen, kloosters en
kerken, waaronder de Sint-Jan.
De kathedraal staat bekend als een van de fraaiste voorbeelden van
de Brabantse gotiek. Door de vele ornamenten in zowel het interieur
als aan het exterieur behoort de Sint-Jan tot een van de rijkst
versierde kerken van Nederland. De dubbele luchtbogen met hun 96
mysterieuze luchtboogfiguren zijn uniek in de wereld.
|
De Sint Jan is een
vijfbeukige kruisbasiliek, waarvan het dwarspand buiten de zijbeuken
uitsteekt en op de viering een middentoren draagt. Op 25 juli 1584
’s avonds om 11 uur sloeg tijdens een hevig noodweer de bliksem in.
In korte tijd was de middentoren een brandende fakkel, een
vonkenregen
daalde neer op de daken en zette deze
bijna allemaal in lichterlaaie. Het middenschip sluit aan
bij een oudere westtoren, de zijbeuken bij aanbouwsels aan
deze.
De kooromgang wordt omringd door een krans van zeven straalkapellen,
begrensd en onderling gescheiden door acht hoge steunberen, die als
wigvormige muurdammen in de kapellenkrans opgenomen zijn, daarbuiten
en daarboven als rechthoekige luchtboogstoelen om de koorlantaarn
heen oprijzen. De buitenste zuidelijke zijbeuk
van het koor, oprijzend boven het voormalig kapittelhuis met
sacristie, sluit in de opbouw van de drie traveeën van haar
buitenmuur geheel aan bij die der straalkapellen, met dit verschil,
dat, in samenhang met de grotere breedte van de wand tussen de
steunberen, de wimberglijsten lager aanzetten, namelijk terstond op
de voorlaatste afzaat van de steunberen. De buitenste
noordelijke koorzijbeuk wordt belend door de daar later tegenaan
gebouwde Lieve Vrouwe Broederschapkapel (thans de Sacramentskapel).
De buitenmuur is bij die toevoeging weggebroken, de steunberen zijn
aan de nieuwe situatie aangepast, maar boven de gewelven van de
aangebouwde kapel is de oude buitenmuur met resten van
natuursteenbekleding nog bewaard gebleven tot de hoogte waar de
oorspronkelijke balustrade begon.
De lichtbeuk van het
hoogkoor wordt geschraagd door luchtbogen stoelend op
parallellepipeda van twee geledingen, de bovenste smaller en korter
en oprijzend uit |
|
de ezelsrugafdekking van de onderste, zelf eveneens
met een ezelsrug gedekt. De
noordgevel is in grote trekken in drieën te verdelen: het dubbele
|
portaal gelijkvloers, het grote
venster daarboven en tenslotte de geveltop. De hoekberen daarentegen zijn
herhaaldelijk versneden, en volgen boven de portaalzone een eigen rhythme.
Het zuidtransept vertoont dezelfde aanleg en opbouw als het noordtransept, maar wordt voorafgegaan door een portiek en wijkt in
de detaillering van de sculptuur en de compositie van de zuidgevel
aanzienlijk daarvan af. De oostelijke lichtbeukwand verheft zich
boven het aanleunend lessenaardak van de westelijkste
koorzijbeuk traveeën en boven de tegen haar buitenste travee
aangebouwde Antoniuskapel. Zowel uit- als inwendig wordt de
gehele kerk beheerst door de stenen lantaarn die op de pijlers van
de kruising en de hen verbindende bogen rust. Zoals deze uitwendig
boven de goten en tussen de daken van koor, dwarspand en schip
uitrijst, bestaat zij uit een opgaand vierkant met afgeschuinde
hoeken, waartegen vier hoektorens staan. Aan zijn basis bestaat deze
toren uit een ongeveer manshoge bakstenen plint, waarin zich nissen
met vlakke segmentbogen bevinden, twee aan twee, niet in de as van
de vensters erboven, maar meer excentrisch. Onderlangs hun toog zijn
deze nissen met toten in tufsteen bezet.
Uitwendig heeft het kerkgebouw een wat gedrukt voorkomen door de
relatief geringe hoogte van de torens ten opzichte van de daknok en
door het breed over de dubbele zijbeuken uitgezette schoorstelsel.
|
Onderwerpen over het exterieur van de Sint-Janskathedraal:
|
De Sint-janstoren
Waarom past de westtoren van de Sint-Jan
niet echt bij de rest van het gebouw. Waarom is het materiaalgebruik niet
hetzelfde? Logische vragen als je de Sint-Janstoren bekijkt. |
De
Luchtboogbeelden
De luchtboogbeelden van de Sint-Janskathedraal
zijn 96 stenen figuren die overwegend schrijlings zittend zijn weergegeven
op de bovenste luchtbogen van de kathedraal. De figuren hebben een beroeps-
en een allegorische thematiek.
|
|
|
|
Het Noorderportaal
De gevel van het noordertransept werd
omstreeks 1450 voltooid. Van het oorspronkelijke beeldhouwwerk is niets meer
bewaard gebleven. Wel is bekend dat Maria het hoofdthema van de gevel
vormde. |
Het Zuiderportaal
De gevel van het zuiderportaal bestaat uit
drie delen een grote voorhal,een groot transeptraam en daarboven een spits
toelopende geveltop. En heeft als thema van de kerkpatroon Johannes de
Evangelist.
|
|
|
|