|
Sint-Janskathedraal
Het Zuiderportaal |
|
De gevel van het
zuidertransept bestaat uit drie delen. Er is eerst een
grote voorhal, daarboven bevindt zich een groot
transeptraam en daarboven een spits toelopende, door
enorme pinakels omzoomde geveltop. De voorhal is
voorzien van krachtige, elkaar doorsnijdende bogen en
tussenbogen. Dat doet vermoeden dat Alart Duhamel bij
het ontwerp betrokken is geweest.
Tussen de beide toegangsdeuren staat onder een bijzonder
mooi laatgotische baldakijn een neogotisch beeld van
Sint-Jan. De aan Sint-Jan gewijde reliëfs boven de
deuren vormen het enige restant van het oorspronkelijke
middeleeuwse beeldhouwwerk van de kerk. Aan de geveltop
is sinds de bouw de Gedaanteverandering van Christus op
de berg Thabor uitgebeeld. Restauratiearchitect Lambert
Hezenmans plaatste echter in de top van de gevel, nog
boven de verheerlijkte Christus, een beeld van Johannes
de Evangelist.
Terwijl de gevel van het noorderportaal geheel is gewijd
aan Maria, heeft de zuiderportaal gevel de kerkpatroon
Johannes de Evangelist als thema. Op deze manier is aan
de Sint Jan, die immers de grondvorm van een kruis
heeft, het bijbels tafereel uitgebeeld dat ook op zovele
middeleeuwse schilderijen is te zien, namelijk Maria en
Johannes aan de voeten van de gekruisigde Christus. De
ingang van het zuidertransept werd in de middeleeuwen
maar spaarzaam gebruikt omdat aan die zijde van de kerk,
waar nu de Parade ligt, de gebouwen van het Groot
Begijnhofstonden, omgeven door een grote muur. Dat heeft
echter een overdadige versiering van deze transeptgevel
niet in de weg gestaan. Zowel in de architectuur als in
het beeldhouwwerk bezit het zuidertransept een rijkdom
die voor de aankleding van het glorieuze noordertransept
nauwelijks onderdoet. Vooral op mooie dagen, als het
zonlicht de beelden, de nissen en pinakels beschijnt,
krijgt het zuidertransept een warme gloed die de kerk
aan de wat kille, bemoste noordkant altijd zal moeten
ontberen. Het zuidertransept kent een vrij langdurige
bouwgeschiedenis. Omstreeks het eerste kwart van de
vijftiende eeuw werd met de bouw begonnen en
waarschijnlijk werden de bovenbouw en de gevel van het
transept pas een eeuw later voltooid. De gevel bestaat
net als die van het noordertransept uit drie gedeelten.
Allereerst de ruime voorhal, daarboven het grote
transeptraam en
tenslotte de spits toelopende, door enorme pinakels
omzoomde geveltop. De voorhal was aanvankelijk minder
diep ontworpen, maar hij werd in de loop van de
bouwperiode vergroot en heeft daardoor een fraaie
ruimtelijke werking gekregen. De krachtige, elkaar
doorsnijdende bogen en tegenbogen boven de ingang van de
hal doen vermoeden dat Alart Duhamel bij het ontwerp
betrokken is geweest. Dergelijke versieringen vormen
namelijk een geliefd thema van deze bouwmeester dat ook
aan de sacramentskapel veelvuldig is toegepast.
De
beide eikenhouten deuren met hun versiering van briefpanelen zijn
tijdens de negentiende eeuwse restauratie in de plaats gekomen van
de oude verweerde deuren. Daarbij zijn opnieuw de korte, |
|
roerende gebeden
aangebracht die ook in de oude deuren waren uitgesneden. Op de rechterdeur een smeekbede van de middeleeuwse
bouwers: 'Jhs wei vertrauwen datsu my bistant wante wi
wrachte tot u eer', en links 'Jhesu heer der werelt wilt
vergeefe mi, myn verlosser syt ghi'.
Tegen de middenstijl van het portaal tussen de beide
toegangsdeuren is een bijzonder mooie beeltenis
aangebracht die gevormd wordt door een laatgotisch
baldakijn en een niet minder opmerkelijke console, die,
tamelijk zeldzaam voor de Sint Jan, duidelijk
renaissance trekken bezit. Na voltooiing
|
van de restauratie in 1898 is
in deze nis een neogotisch beeld van Sint Jan de Evangelist geplaatst,
herkenbaar aan een van zijn traditionele attributen, de gifbeker. Ook in het
beeldhouwwerk dat de deuren omlijst neemt de kerkpatroon een prominente
plaats in. De reliëfs die in de stijlen, zwikken en driepassen werden
uitgehakt zijn nog geheel oorspronkelijk laatgotisch werk uit de vijftiende
eeuw. Dat is uniek voor het exterieur van de Sint Jan waarvan de
oorspronkelijke sculptuur door verregaande verwering en weinig gevoelige
restauratiemethoden nagenoeg geheel verloren ging. Tijdens de restauratie
aan het eind van de 19e eeuw kwamen de reliëfs van onder een dikke laag kalk
tevoorschijn. In een hoek boven de linkerdeur is afgebeeld hoe bij het
Laatste Avondmaal Sint Jan zich vleit aan Jezus' borst. Een tafereel in de
andere hoek toont de marteling van de heilige in de kokende olie waarbij de
beul het vuur nog eens flink opstookt en tegelijkertijd met een grote
pollepel de olie over zijn slachtoffer uitgiet. In de overige reliëfs boven
de linkerdeur worden taferelen random het Laatste Oordeel uitgebeeld. De
centrale voorstelling boven de middenstijl van de deur is die van Christus
als Rechter aan het einde der tijden. Hij oordeelt over de mensen en scheidt
daarbij de rechtvaardigen van de zondaars. Hij houdt daarom met zijn
linkerhand een tweesnijdend zwaard, symbool van zijn toom, aan de mond zoals
dat ook in de Openbaring van Johannes wordt beschreven. |
Oorspronkelijk zal hij in
de andere hand een lelietak hebben gedragen, het
Bijbelse teken van uitverkiezing. De twee figuurtjes
onder hem symboliseren de mensheid die geoordeeld wordt.
Aan zijn rechterhand een uitverkorene, aan zijn
linkerhand een verdoemde die in wanhoop de handen voor
het gezicht heeft geslagen. Aan weerszijden van deze
voorstelling zijn engelen weergegeven die met
bazuingeschal het Laatste Oordeel aankondigen. Boven
deze engelen zijn Maria en Johannes de Doper afgebeeld
als voorsprekers voor de mensheid. Maria beroept zich
daarbij op haar moederschap om haar zoon te vermurwen:
zij toont Christus haar ontblote borst. Het centrale.
thema van de reliëfs boven de rechterdeur is de
Openbaring van Johannes. In het midden is een adelaar
afgebeeld, vanouds een symbool van Sint Jan de
Evangelist. Links daarvan is Johannes afgebeeld
op het eiland Patmos terwijl
hij beschrijft wat hem
geopenbaard wordt. In zijn vervoering ontgaat het hem
dat hij wordt belaagd door een monsterlijk gevormde
duivel die achter zijn rug zijn inktpot laat leeglopen.
In de rechterhoek zijn voorstellingen aangebracht die
aan Johannes' Apocalyps zijn ontleend. Vechtende ruiters
'een christen en een Saraceen' verbeelden de strijd van
de laatste werelddagen, daaronder is het Beest uit de
Apocalyps weergegeven als een
monster met twee lijven. Rondom
deze levendige taferelen zijn
mooi gevormde bladeren en
dierfiguren uitgehakt die soms
als kraagstenen dienst doen. Ook
de omlijsting van de reliëfs
loopt aan de onderkant steeds
uit in fraai bewerkte
figuurtjes, waarin onder meer de
symbolen van de vier
evangelisten, adelaar, leeuw,
rund en mens te herkennen zijn.
Het is overigens opvallend dat
de zijmuren van de voorhal,
evenals de steunberen buiten aan
de hal zijn voorzien van een
groot aantal lege beeltenissen.
Deze zijn niet oorspronkelijk,
maar ze werden pas aangebracht
tijdens de restauratie aan het
eind van de negentiende eeuw.
Hun beelden hebben ze echter
nooit meer gekregen, in het
midden van de zuidelijke gevel
domineert het grote transeptraam
met zijn sierlijk slingerende
omlijsting. Aan de hand van het
glas dat oorspronkelijk in dit
raam geplaatst was, een
schenking van Kardinaal Willem
van Enckevoirt, die
tevens kanunnik van de Sint Jan was, is het mogelijk om
de voltooiing van dit gedeelte van de kerk te dateren in
het tweede kwart van de zestiende eeuw.
De brede omlijsting van het grote raam doorsnijdt een
galerij vlak onder de geveltop die is voorzien van zes
beelden. De identiteit van het linkerdrietal is niet
geheel zeker. Mogelijk zijn hier Noach, Abraham en Jacob
afgebeeld. De rechtergroep stelt echter onmiskenbaar de
Driekoningen voor: Baltasar, Caspar en Melchior. De
beeltenissen in de geveltop hadden nog vóór de
negentiende eeuw alle hun beelden verloren, met
uitzondering van de bovenste nis, die een nog vrij gaaf
Christusbeeld bevatte. Uit de stralenkroon waarmee dit
beeld was getooid kon worden opgemaakt dat aan de
geveltop oorspronkelijk de Gedaanteverandering van
Christus op de berg Thabor was uitgebeeld. De overige
nissen waren dus gevuld met beelden van Mozes en Elias,
die volgens het bijbelwoord zich toen bij Christus
voegden en de apostelen Petrus, Jacobus en Johannes die
van Christus' verheerlijking getuige waren. Bij de
restauratie is dit tafereel hersteld, maar wel op
uiterst ongelukkige wijze. In de onderste rij, waar
Jacobus en Petrus knielend zijn afgebeeld ontbreekt het
beeld van Johannes, dat namelijk door de restaurateur
Lambert Hezenmans in de top van de gevel is geplaatst,
nog boven de
verheerlijkte Christus.
Johannes' plaats in de onderste rij wordt nu
|
|
ingenomen door een
overigens bijzonder expressieve
neogotische Madonna. Zij is hier afgebeeld als 'de Zetel der Wijsheid', een in de
middeleeuwen zeer geliefd thema, waarbij Maria, gezeten
op de troon van de wijze koning Salomon, haar zoon als
bron van wijsheid toont aan de mensheid.
Voor
beschrijving van de beelden op de gevel klik op de nummer:
Voor een diavoorstelling klik hier op de
foto:
Bronnen, noten en/of referenties:
Ronald Glaudemans, Het zuidtransept : Bouwhistorisch onderzoek 2007-2010 (2010) |
|
|
|